Een uitleg van het laatste boek van de Bijbel. Deel 21. Openbaring 2:12.

De gemeente in Pergamum was de noordelijkste van de zeven ge- meenten, twaalf mijl ten noorden van Smyrna gelegen. De hier genoemde stad Pergamum behoorde eens onder de onmetelijk rijke koning Croesus tot Lydië en viel na zijn nederlaag aan het Perzische Rijk toe. Later kwam de stad aan Macedonië en werd in 264 voor Christus de in de verre omtrek bekende en rijkelijk versierde hoofdstad van het Pergamenische Rijk. In het jaar 133 voor Christus viel de stad bij testament van de laatste pergamenische koning Attalos III toe aan het Romeinse Rijk. Beroemd was zij vooral door de tempel Aesculaap en door het reusachtige altaar van Zeus. De veel genoemde bibliotheek met een kwart miljoen perkamentrollen (ook het woord perkament komt van Pergamum) was er ten tijde van de apostel allang niet meer. Wetenschap en kunst beleefden nog hun grote bloeitijd. Deze stad is tot op de dag van vandaag bewaard gebleven, draagt de naam Bergama en behoort tot Turkije.

Hoewel de Brieven uit de hemel kort en bondig geformuleerd zijn, gaat het daarbij niet om de een of andere verkorte vorm. We moeten ons bij het le- zen van de Zendbrieven altijd weer voor ogen houden dat dit de laatste directe Woorden zijn, die wij van onze Heere Jezus Christus hebben. Wel wordt er in de Openbaring ook over het herstel en de redding van Israël gesproken, maar in hoofdzaak richt zij zich toch tot de gemeente. Volgens 1 Korinthe 10:11 is de gemeente van Jezus toch degene, over wie het einde van de eeuwen gekomen is.

In de Evangeliën spreekt de Heere tot Zijn discipelen en door Zijn discipelen tot ons. Hier richt Hij zich echter vanuit de Rechterhand van de Vader direct tot Zijn gemeente en daarmee ook tot ons. Deze directheid wordt onderstreept, om- dat Johannes als apostel van de Heere en lid van het Lichaam van Christus de boodschappen ontvangt. Daarom moet op elk woord zorgvuldig worden gelet en biddend en vragend erover worden nagedacht: Wat wil de Heere daarmee zeggen?

Aan de gemeente in Smyrna stelt Hij Zich als de Eerste en de Laatste voor, als de absolute Overwinnaar over de dood. Dat had deze gemeente nodig, die in harde verdrukking verkeerde, als troost; zij moest weten wie hun Heere was. Tegenover Pergamum openbaart Hij zich als degene ‘Die het tweesnijdende, scherpe zwaard heeft’ (Op. 2:12). In dit zelfbeeld van de Heere zien we ook met niet mis te verstane duidelijkheid het onderwerp van deze Brief: Beslist geen vermenging! Hetzelfde zegt ook Hebreeën 4:12: ‘Want het Woord van God is levend en krachtig en scherper dan enig tweesnijdend zwaard, en het dringt door tot op de scheiding van ziel en geest, van gewrichten en merg, en het oordeelt de overleggingen en ge- dachten van het hart.’

God wil geen vermenging! In Openbaring 19:15 zien we de verhoogde Heere op het witte paard zitten: ‘…het zwaard dat uit Zijn mond kwam’. Daarmee oordeelt Hij de antichristelijke naties (vgl. Op. 19:21). Het scherpe, tweesnijdende zwaard is identiek aan het Woord van God, ja, Hij Zelf is het Woord van God: ‘En het Woord is vleesgeworden en heeft onder ons gewoond’ (Joh. 1:14).

Niet alleen tegenover Pergamum openbaart de Heere Zich als het scherpe, tweesnijdende zwaard dat uit Zijn mond uitgaat, maar door de hele heilshistorie heen tot op de dag van vandaag. Met dit zwaard zal Hij ook de antichrist een einde bereiden.

Toen Jozua in oude tijden bij Jericho was en voor het eerst de grote verantwoordelijkheid op zich gelegd kreeg om het volk Israël het beloofde land binnen te leiden, bemerkte hij plotseling dat er een man tegenover hem stond die ‘een getrokken zwaard in Zijn hand’ had (Jozua 5:13) – het Woord van God. Het Woord van God overtuigt, het oordeelt en scheidt en bewaart dus voor vermenging. Daarom moeten wij het Woord van God doorgeven!

MIDDERNACHTSROEP 2020-12 WIM MALGO (1922–1992)

Vergelijkbare berichten