Een uitleg van het laatste boek van de Bijbel. Deel 12. Openbaring 1:12-16.
Het valt op dat Johannes bij de beschrijving van de verhoogde Christus een zekere terughoudendheid aan de dag legt. Maar juist deze terughoudendheid onderstreept de majesteit van de verhoogde Heer. ‘… Iemand Die op de Zoon des mensen leek, gekleed in een gewaad tot op de voeten,’ (Op.1:13). Dat is niet meer de Zoon des mensen in nederigheid, neen, neen, want Hij is op de borst omgord met een gouden gordel. Het lange gewaad duidt op Zijn hogepriesterlijke waardigheid, de gouden gordel verwijst naar Zijn koninklijke waardigheid.
In de diepste grond van de zaak ziet Johannes de wederkomende Hogepriester en Koning, respectievelijk de Messias van Israël. Want de Hem omringende gemeente (de zeven kandelaren), is Zijn heerlijkheid. Hij is de Verlosser en Heerser van Zijn Rijk. En dan ziet Johannes het hoofd van de Heer: ‘En Zijn hoofd en haar waren wit, als witte wol, als sneeuw, en Zijn ogen waren als een vuurvlam’ (v. 14).
Het is niet meer het hoofd vol bloed en wonden waarop een doornenkroon ligt, en dat door smaad en martelen misvormd is. Veeleer beschrijft Johannes hier met de eenvoudigste bewoordingen de hoogste Heerlijkheid. Dat doet de Heilige Geest altijd zo. In de profeet Daniël bijvoorbeeld gebruikt de Heilige Geest het beeld van ‘een steen, (die) niet door mensenhanden werd afgehouwen’, de hele wereld vervult en het beeld van de naties verbrijzelt, om de Heerlijkheid van de Zoon van God te beschrijven (Dan. 2:45).
Johannes ziet Zijn hoofd en Zijn haren die als schone wol sneeuwwit glinsteren. Hij wil daarmee zeggen dat de onbeschrijflijke glans van de hemelse Heerlijkheid op Hem rust. De doornenkroon is een erekroon geworden. De ogen van Jezus ziet Johannes niet meer gevuld met tranen, zoals hij die zag, toen Jezus weende over Jeruzalem, maar hij ziet ze als een vuurvlam. Dezelfde ogen vinden we in Openbaring 19:12: ‘En Zijn ogen waren als een vuurvlam en op Zijn hoofd waren vele diademen.’
Dat zijn de alles doordringende blikken van Zijn rechtvaardige en heilige liefde. Ook nu kijken deze ogen uit Zijn Heerlijkheid naar ons. Dan knapt een mens af, zoals Petrus, toen Jezus zich omkeerde en hem aankeek.
De voeten van de Zoon van God ziet Johannes nu niet meer doorboord, maar: ‘als blinkend koper, gloeiend gemaakt in een oven’ (v. 15). Ogen als een vuurvlam en voeten, als blinkend koper, tonen Jezus als Rechter. Hij is dus niet alleen Koning en Priester. Ook in hoofdstuk 2:18 zien we Hem als Rechter: ‘En schrijf aan de engel van de gemeente in Thyatira: Dit zegt de Zoon van God, Die ogen heeft als een vuurvlam en voeten als blinkend koper.’
Dat Hij hier inderdaad verschijnt als Rechter voor de naties en als Verzoener en Hogepriester voor Israël, bewijst het feit dat Hij juist ook tegen Thyatira spreekt over oordeel en van genade: ‘Zie, Ik werp haar te bed met hen die overspel met haar plegen, in grote verdrukking, als zij zich niet bekeren van hun werken’ (Op. 2:22). Dat is het oordeel. Maar Hij voegt eraan toe: ‘Maar Ik zeg tegen u, en tegen de overigen in Thyatira, voor zover zij deze leer niet hebben, en zij, zoals zij dat noemen, de diepten van de satan niet hebben leren kennen: Ik zal u geen andere last opleggen dan deze: Houd vast aan wat u hebt totdat Ik kom. En wie overwint en wie Mijn werken tot het einde toe in acht neemt, hem zal Ik macht geven over de heidenvolken’ (Op. 2:24-26). Dat is genade!
De stem die Johannes verneemt, is niet meer de zachte stem van de Goede Herder, die stom werd als een schaap voor zijn scheerders, toen men Hem bespuwde en hoonde en tenslotte aan het kruis spijkerde. Nu is die stem zo vol van macht dat Johannes het woordje ‘als’ moet gebruiken: ‘als het geluid van vele wateren’ (v. 15). Is dat niet de oordelende stem van God die wij steeds weer in de Bijbel horen? Jeremia heeft die stem ook gehoord. Hij vergelijkt die met de stem van een brullende leeuw (Jer. 25:30-38). Ook Joël beschrijft deze oordelende stem: ‘En de HEERE zal vanaf Sion brullen als een leeuw, vanuit Jeruzalem zal Hij Zijn stem laten klinken, zodat hemel en aarde zullen beven. Maar de HEERE is een toevlucht voor Zijn volk en een vesting voor de Israëlieten’ (Joël 4:16).
Ook uit deze tekst blijkt weer duidelijk: Zijn stem betekent oordeel over de naties en genade over Israël. Ook Amos hoorde deze stem van de Heere: ‘Hij zei: De HEERE zal vanaf Sion brullen als een leeuw, vanuit Jeruzalem zal Hij Zijn stem laten klinken zodat de weiden van de herders treuren, en de top van de Karmel verdort’ (Amos 1:2). Hosea eveneens: ‘Zij zullen achter de HEERE aan gaan, Hij zal brullen als een leeuw. Ja, Hij zal brullen, en de kinderen zullen bevende komen van de kant van de zee’ (Hos. 11:10).
Nu laat Johannes ons in Openbaring 1:16 het Aangezicht van de verhoogde Heere zien. Maar voordat hij een beschrijving geeft van Zijn Gezicht, spreekt hij over Zijn rechterhand. Het is niet meer de hand waarin een Romeinse soldaat op weg naar Golgotha een rietstaf drukte om Zijn koninklijke waardigheid te bespotten. Nee, nu houdt Hij de zeven sterren in Zijn rechterhand: ‘Het geheimenis van de zeven sterren die u in Mijn rechterhand hebt gezien … De zeven sterren zijn de engelen van de zeven gemeenten’ (Op. 1:20). Hij houdt dus de zeven verantwoordelijken van de zeven gemeenten in Zijn doorboorde rechterhand. We aanschouwen hier de wederkomst van Jezus in grote kracht en heerlijkheid met de verheerlijkte gemeente!
Dan spreekt Johannes ook over de mond van de Heere. Hij ziet niet die mond van de Heere waar een krijgsknecht op sloeg. Nee, hij ziet hoe er uit Zijn mond een scherp, tweesnijdend zwaard komt (v. 16). Dat is het vleesgeworden Woord van God. ‘Want het Woord van God is levend en krachtig en scherper dan enig tweesnijdend zwaard, en het dringt door tot op de scheiding van ziel en geest, van gewrichten en merg, en het oordeelt de overleggingen en gedachten van het hart’ (Hebr. 4:12). ‘Door de Geest van Zijn mond’, zegt Paulus, zal Hij de wetteloze verteren (2 Thess. 2:8).
MIDDERNACHTSROEP 2020-02 WIM MALGO (1922–1992)