Een uitleg van het laatste boek van de Bijbel. Deel 26. Openbaring 2:18.

De Brief aan Thyatira is de langste (rond)zendbrief. Thyatira was een kleine stad in Klein-Azië in het huidige Turkije. De naam wordt vaak met ‘wierookgift’ vertaald, maar ook met ‘een verdorven geur’, als een verwijzing naar het daar heersende heidendom. De stad lag in een lieflijke omgeving, in een dal. Thyatira was ook een garnizoensstad van de Romeinse militie en stond evenals de andere plaatsen als handelsstad bekend. De stad was gelegen aan een grote doorgaande weg, en was bovendien beroemd vanwege haar eersterangs ambachtslieden. 

De plaats Thyatira is tot vandaag de dag bewaard gebleven. Het heet nu Akhisar: ‘Het witte kasteel’, zo genoemd vanwege de vele marmergroeven die vanuit de nabijgelegen bergen liggen te schitteren. In de jaren dertig van de vorige eeuw was Akhisar berucht om zijn opiumhandel. Tot in de 20e eeuw was er een kleine christengemeente met een goede reputatie.

In Thyatira moet een echt levendige en gezonde gemeente ontstaan zijn, die aan het einde van de eerste eeuw van betekenis was. Al voordat de gemeente van Christus in Thyatira ontstond, was daar een godvruchtige vrouw. Dat was de purperverkoopster Lydia. Toen Paulus op zijn tweede zendingsreis in de stad Filippi kwam en het Evangelie verkondigde, was zij er ook. De Heere opende haar hart en zij bekeerde zich (Hand. 16:14). Zij en haar huisgenoten werden gelovig en lieten zich dopen.

Deze beschrijving kan voor een zekere ontspanning zorgen bij allen die het Woord van God verkondigen of op de een of andere manier proberen om zielen voor Jezus te winnen: Niet wij kunnen het hart van mensen openen, maar alleen de Heere! Hij heeft overal mensen bij wie Hij het wil openen. Daarom moeten hun het Woord van het kruis doorvertellen. De Heere zal het doen, als wij willen!

De wijze waarop de Heere zich in deze zendbrief openbaart, is van de allerdiepste betekenis. Dan lezen wij in vers 18: ‘Dit zegt de Zoon van God, Die ogen heeft als een vuurvlam en voeten als blinkend koper’. Bedenk dat niet zomaar iemand dat zegt! Nee, hier spreekt de Zoon van God, Die Zelf het Woord is. Hij is niet een afwezig Heere, maar een tegenwoordige Rechter – ook nu. ‘Dit zegt de Zoon van God …’ Hij sprak niet alleen, maar spreekt. Hij doorziet het goed versluierde en gecamoufleerde bederf in de gemeente: ‘die ogen heeft als een vuurvlam’.

Als Hij zich nu niet alleen als de Zoon van God voorstelt die spreekt, maar ook als Degene, Die ogen heeft als een vuurvlam, dan onderstreept Hij daarmee dat Hij vastbesloten is iets verborgens aan het licht te brengen. Dat lezen wij ook in Hebreeën 4:13: ‘En er is geen schepsel onzichtbaar voor Hem, maar alles ligt naakt en ontbloot voor de ogen van Hem aan Wie wij rekenschap hebben af te leggen.’

Ook u bent naakt en ontbloot voor de ogen van de Zoon van God, die als een vuurvlam zijn. Zijn ogen trekken over de hele aarde: ‘Want de ogen van de HEERE trekken over de hele aarde, om Zich sterk te bewijzen aan hen van wie het hart volkomen is met Hem’ (2 Kron. 16:9).

Zijn ogen blijven op u rusten, ze kijken in uw hart. Gedraag u daarom niet langer zo (dwaas), alsof de Heere niet alles in uw leven zou zien.

‘… en voeten als blinkend koper’ (v. 18). – De voeten die aan het kruis van Golgotha omwille van onze zonden doorboord werden, zijn nu dus als blinkend koper. Dat is de verwerkelijking van Hebreeën 2:8 en Efeziërs 1:21: ‘Alle dingen hebt U onder zijn voeten onderworpen. Want bij het onderwerpen van alle dingen aan Hem heeft Hij niets uitgezonderd dat Hem niet onderworpen is … ver boven alle overheid en macht en kracht en heerschappij en elke naam die genoemd wordt, niet alleen in deze wereld, maar ook in de komende.’

Zijn ‘voeten als blinkend koper’ – dat betekent dat de Overwinnaar over de zonde geen overwinning van de boze, geen macht van de zonde over Zijn met bloed gekochten meer duldt. Niets ontsnapt aan zijn vlammende blik; Zijn ijzeren tred verpulvert al het boze. Laten wij daarom de Heere, die aan het kruis worstelde en ons zo duur kocht, toch niet bedroeven en beledigen, wanneer wij de zonde, ondanks Zijn overwinning, nog steeds macht laten hebben in ons leven. Daarom zegt Paulus: ‘Laat de zonde dan niet in uw sterfelijk lichaam regeren om aan de begeerte daarvan te gehoorzamen’ (Rom. 6:12).

MIDDERNACHTSROEP 2021-05 WIM MALGO (1922–1992)

Vergelijkbare berichten