`Wat is paranoia?’, vroeg mijn zestienjarige zoon gisteravond, terwijl we bij zijn opa en oma aan de macaroni zaten. Nogal een vraag; hoe leg je zo’n gecompliceerd verschijnsel nu duidelijk uit voor een puber die met z’n aandacht zó weer weg is? En dan ook nog terwijl je eigen ouders meeluisteren?
Ik vond het belangrijk om zijn vraag goed te beantwoorden. Nu zit het überhaupt niet in me om onverschillig of onzorgvuldig te reageren op de vragen van mijn kinderen, maar paranoia is in de wereld van nu een groter fenomeen geworden dan het ooit geweest is. Terecht of onterecht, gegrond of ongegrond; iedereen krijgt er mee te maken. Iedereen kent wel iemand die ervan overtuigd is dat Google alles van hem weet, dat de overheid met zijn privéleven meeluistert of nog actueler: er een geheime chip waarmee hij gevolgd en in de gaten gehouden kan worden, bij hem zou worden ingebracht via de injectienaald met covidvaccin.

Vanochtend kwam er een vraag in mijzèlf naar boven. Ik stelde mijn vraag aan God: “Wordt er naar mij gekeken?” En daarop de logische vervolgvraag: “En wíe kijkt er dan naar mij?” Om even op de anekdote over mijn zoon terug te komen: nee, ik ben niet paranoïde. Gezien de psychische klachten in mijn verleden ben ik heel dankbaar dat ik dát vol overtuiging kan zeggen. Maar als je het belangrijk vindt om bewust en tot Gods eer te leven, is het heel relevant om je te af te vragen óf, en door wíe er naar je gekeken wordt. Want áls je weet dat er naar je gekeken wordt, doet dat iets met je houding, en met je gedrag.
Een kijker is als een spiegel. Als je kinderen hebt, zul je dat wel herkennen: opeens zie je je eigen gedrag terug in je oogappeltjes, je hoort ze jouw gefrustreerde woorden herhalen; hoe confronterend kan dat wel niet zijn? Maar wie kijkt er nog meer mee? Ik wil samen met jou op zoek naar het antwoord, bij de Bron van alle kennis, God Zelf. Wat zegt Hij?


God kijkt

Wat mij direct te binnen schoot toen ik wilde gaan zoeken in Gods Woord, waren de woorden die in het scheppingsverhaal steeds weer terugkomen: God zag dat het goed was. Na elke van de zes scheppingsdagen bekijkt de Schepper zijn werk, en beoordeelt het: `het was zeer goed.’ God is oneindig wijs en scherp, en in staat om alles wat Hij ziet juist te beoordelen. En Hij kijkt verder dan wat het menselijk oog kan zien. In 1 Samuël 16 lezen we over de profeet Samuël die de toekomstige koning van Israël moet zalven. God stuurt hem naar vader Isaï. Een hele rits jongens passeert de revue, maar de Geest maakt Samuël duidelijk dat de koning in spé hier niet tussen zit. God zegt tegen de profeet: “Kijk niet naar zijn (één van de andere jongens) uiterlijk en ook niet naar de hoogte van zijn gestalte, (want Ik heb hem verworpen.) Het is namelijk niet wat de mens ziet, want de mens ziet aan wat voor ogen is, maar de Heere ziet het hart aan.” Aan het eind van het verhaal blijkt het kleine broertje, dat buiten is bij de schapen, de uitverkorene te zijn, en mag Samuël David zalven.

God kijkt tot in het binnenste van de mens; Hij ziet je hart, en alles wat daarin is. Hij roept niet per ongeluk diegene die net voor je staat, die iets groter of aantrekkelijker is, Hij heeft JOU op het oog.
Jezus spreekt ook over het kijken van God. In Mattheüs 5 en 6 spreekt Hij tot zijn discipelen en alle andere toehoorders, Hij onderwijst hen over het koninkrijk van God en over hoe zij (en wij) in de wereld mogen functioneren. In hoofdstuk 6 lees je over dingen die zich in het verborgene afspelen, buiten het gezichtsveld van de mensen: het geven, het bidden, het vasten en het vertrouwen op God. In vers 3 en 4 lees je deze woorden van Jezus: “Maar als u een liefdegave geeft, laat dan uw linkerhand niet weten wat uw rechterhand doet, zodat uw liefdegave in het verborgene zal zijn; en uw Vader, Die in het verborgene ziet, zal het u in het openbaar vergelden.” Deze woorden komen weer terug in vers 6, waar Jezus spreekt over het bidden in de binnenkamer, en in vers 18, waar het gaat over het vasten. Wat mij raakt in dit onderwijs van de Heer Jezus, is de vertrouwelijkheid die eruit spreekt, de Vader die zijn kind door en door kent en ziet wat in het verborgene is.

Nog een prachtig, bemoedigend gedeelte voor hen die de Heer toebehoren, zijn de voor hemzelf nogal noodlottige, vermanende woorden van de ziener Hanani tegen Asa, de koning van Juda: “Want de ogen van de Heere trekken over de hele aarde, om Zich sterk te bewijzen aan hen van wie het hart volkomen is met Hem.” (2 Kronieken 16:9.) Asa had de hulp van een aardse koning ingeroepen, terwijl Hij op God had moeten vertrouwen; Hanini tikte hem daarvoor op de vingers en verzekerde hem van komende oorlogen door zijn handelen. Asa werd er behoorlijk pissig van en gooide Hanini in de gevangenis, maar de woorden van de man zijn als een paal overeind blijven staan: God ziet allen die van Hem zijn, over de héle aarde, en ondersteunt hen met zijn kracht. 1 Petrus 3:12 bevestigt deze waarheid nog eens: “Want de ogen van de Heere rusten op de rechtvaardigen, en Zijn oren zijn gericht op hun gebed”.


De mensen kijken

Of je het nu leuk vind of niet, mensen kijken naar je. In de tijd van Facebook en Youtube vinden we het maar wat leuk om gezien te worden, en dan vooral om `geliket’ te worden; alleen is het grote verschil met de gewone, alledaagse jij, dat je op social media dat kunt laten zien wat je wíl laten zien, en weg kunt laten wat je liever privé houdt. Al ver voor het tijdperk van het geselecteerd zien en gezien worden, bestond er zoiets als sociale controle. Mensen die bij elkaar naar binnen kijken. Mensen die elkaar door dunne muurtjes heen kunnen horen ruziën of zingen. Mensen die over elkaar praten.

Ook in de tijd dat de Heer Jezus op aarde wandelde, was dit geen onbekend fenomeen. Als we teruggaan naar Mattheüs 5, zien we dat het gezien worden ook iets goeds kan betekenen. Vers 14-16: “U bent het licht van de wereld. Een stad die boven op een berg ligt, kan niet verborgen zijn. En ook steekt men geen lamp aan en zet die onder de korenmaat, maar op de standaard, en hij schijnt voor allen die in het huis zijn. Laat zo uw licht schijnen voor de mensen, dat zij uw goede werken zien en uw Vader, die in de hemelen is, verheerlijken.”

Durf jij je gordijnen in het donker nog open te houden? Laat jij ook liever alleen je gezellige kant zien? Ik vind het best moeilijk om eraan te denken dat mensen me zien. Maar ik weet ook, dat het niet belangrijk is wat mensen over mij denken; waar het uiteindelijk om gaat, is dat ze God gaan zien en Zijn grote genade. In mijn zwakheid kan zijn kracht zichtbaar worden! (2 Korinthe 12:17)

Nog even terug naar die lamp onder de korenmaat. Wij hoeven niet ons best te doen om te schijnen, omdat het licht niet uit onszelf komt. Als wij met de Heer leven, wordt Zijn licht in ons zichtbaar.

Filippenzen 2:14-16: “Doe alle dingen zonder morren en meningsverschillen, opdat u onberispelijk en oprecht zult zijn, kinderen van God, smetteloos te midden van een verkeerd en ontaard geslacht, waaronder u schijnt als lichten in de wereld”. Niet alleen Jezus spreekt zijn volgelingen aan op hun identiteit als lichten, maar ook Paulus zegt het tegen de gemeente. Ons gedrag doet er dus wel degelijk toe. We hoeven niet te voldoen aan het ideaal dat de wereld heeft, maar we worden wel opgeroepen om in liefde te wandelen (Efeze 5:2), als kinderen van het licht te wandelen (Efeze 5:8); en als wijzen te wandelen (Efeze 5:15).


De engelen kijken

In dezelfde brief aan de gemeente in Efeze wordt ook heel duidelijk een andere wereld zichtbaar gemaakt, die wij als toeschouwers hebben: de geestelijke wereld. De gemeente in het bijzonder is zelfs bestemd om de veelvuldige wijsheid van God aan de overheden en de machten in de hemelse gewesten bekend te maken (Efeze 3:10). In het laatste hoofdstuk van deze brief doet Paulus uitgebreid uit de doeken hoe we ons kunnen wapenen tegen de aanvallen van de duivel; hij legt uit dat onze strijd niet tegen mensen is, maar tegen machten van het kwaad in de hemelse gewesten (6:12). Er zijn dus niet alleen engelen die God dienen, ook de gevallen engelen die satan dienen zijn een realiteit waarmee wij te dealen hebben. Het verhaal van Job is een typisch en beeldend voorbeeld van hoe satan (zelf ook een gevallen engel) de mensen observeert.
Ik citeer een klein stukje: “Toen zei de Heere tegen de satan: Waar komt u vandaan? En de satan antwoordde de Heere en zei: Van het rondtrekken over de aarde en van het rondwandelen erover. De Heere zei tegen de satan: Hebt u ook acht geslagen op Mijn dienaar Job?” (Job 1:7-8)
Waarschijnlijk ken je de rest van het verhaal wel; satan krijgt van God de ruimte om Jobs leven te verwoesten. Tussen haakjes, trek hier een zeer bemoedigende les uit: satan heeft niet meer macht en ruimte dat dan God hem op een moment toelaat. God is ALTIJD sterker en machtiger. Er is geen enkele reden om bang te zijn voor satan en zijn dienaren, de demonen.

Maar nu terug naar de engelen en de gemeente. Hoewel er niet heel veel over te vinden is, zijn er wel degelijk bijbelgedeeltes waaruit je kunt concluderen dat de engelen naar ons christenen kijken. Bijvoorbeeld in Paulus’ onderwijs voor de gemeente in Korinthe spreekt hij over de hoofdbedekking van de vrouw, dat een teken van gezag is omwille van de engelen (1 Korinthe 11:10). Het gaat hier over een zichtbaar teken van een onzichtbaar principe, namelijk de onderwerping aan het gezag van de man, en uiteindelijk aan het gezag van Christus.

Petrus schrijft in zijn eerste brief over de profeten uit het oude testament, die door de Heilige Geest hebben gesproken over de genade die wíj kennen in Christus, maar die ze zelf nooit gezien hebben, en dat dat evangelie van ons gaat over dingen waarin de engelen begerig zijn zich te verdiepen (1 Petrus 1:12). In de brief aan de Hebreeën worden we opgeroepen om gastvrij te zijn; sommige gastvrije mensen hebben zelfs engelen onderdak geboden, zonder het doorgehad te hebben (Hebreeën 13:2). Een stuk eerder in deze brief, in hoofdstuk 1 vers 14, worden engelen `dienende geesten’ genoemd, die worden uitgezonden ten dienste van hen die de zaligheid zullen beërven.

Big Brother is watching you?

Ik wil nog even terug gaan naar de paranoia waarmee ik begon. Ik noemde al die mensen die geloven dat `iemand’ of `ze’ naar hen kijkt of luistert. Pas geleden heb ik het bekende boek `1984’ van George Orwell aangeschaft. Voor wie dat verhaal niet kent; het gaat over een wereld die in de greep is van een totalitair systeem, met één dictator die iedereen altijd in de gaten houdt: `Big Brother’. Je kent vast nog wel die realityshow van jaren geleden, die zijn naam aan dit boek ontleende; een huis waarin altijd camera’s alle activiteiten van de bewoners registreerden.

Hoewel Orwell natuurlijk een fantastische fantast was, zijn er anno nu veel mensen die dit boek weer uit het stof trekken om de politieke en maatschappelijke bewegingen van nu te duiden. Dit was ook de oorzaak dat ik het boek maar eens heb aangeschaft; ik was er erg nieuwsgierig naar geworden.

Fantasie of werkelijkheid? Hoe dan ook, we hebben gezien dat de ogen van God de Vader altijd op ons zijn en dat Hij ons sterkt. We hebben gezien dat de engelen door Hem worden gezonden om ons te dienen wanneer Hij dat nodig vindt. We hebben de oproep van de Heer Jezus gehoord om als lichten in de wereld te schijnen.
Als het je nerveus maakt om eraan te denken dat er naar je gekeken wordt, weet dan één ding: God ziet je, maar veroordeelt je niet! “Zo is er dan nu geen veroordeling voor hen, die in Christus Jezus zijn.” (Romeinen 8:1, NBG51) God kijkt vol liefde en genade naar zijn kinderen. Hij is geen Big Brother, maar we hebben wel een Grote Broer, Jezus, die er Eigenhandig voor heeft gezorgd dat er geen veroordeling meer is voor hen die in Hem hun vertrouwen stellen.


Pas op je tellen?

De wereld verandert, en als christenen worden we nauwlettend in de gaten gehouden. Steeds vaker worden we ook in een negatief daglicht gezet. Dit is wel iets wat we vanuit Gods woord al weten; Jezus noemde het al in dezelfde toespraak die we eerder aanhaalden: “Zalig bent u als men u smaadt en vervolgt, en door te liegen allerlei kwaad tegen u spreekt, omwille van Mij. Verblijd en verheug u, want uw loon is groot in de hemelen, want zo hebben ze de profeten vervolgd die er vóór u geweest zijn.” (Mattheüs 5:11-12.) Toch worden we nergens opgeroepen om ons er druk om te maken. Er wordt niet van ons gevraagd om te onderzoeken hoe het zit met Google, met de demonische samenzweringen of met het oordeel van de buren. We mogen ons bewust zijn van meekijkers, maar ons dan vooral afvragen: wat zullen ze zien? We hoeven niet angstig of bezorgd te zijn. Integendeel: er wordt ons beloofd dat God er altijd bij zal zijn.

“Hij heeft Zelf gezegd: Ik zal u beslist niet loslaten en Ik zal u beslist niet verlaten. Daarom zeggen wij met goede moed: De Heere is voor mij een Helper en ik zal niet vrezen. Wat zal een mens mij doen?”

Hebreeën 13:5b-6

Jolande Cornelisse

Vergelijkbare berichten