Een uitleg van het laatste boek van de Bijbel. Deel 29. Openbaring 2:20-24.

Maar Ik heb enkele dingen tegen u: dat u de vrouw Izebel, die van zichzelf zegt dat zij een profetes is … zodat zij hoererij bedrijven’ (Openb. 2:20). Wat wordt daarmee bedoeld? Sinds Hosea was en is het huwelijk het beeld van de innige, trouwe relatie tussen de Heere en de Zijnen (vgl. Hos 3,21-22). Heel aangrijpend staat er in Jesaja 54:5-8:

‘Want uw Maker is uw Man, HEERE van de legermachten is Zijn Naam, en uw Verlosser is de Heilige van Israël, de God van heel de aarde zal Hij genoemd worden. Want als een verlaten vrouw, een bedroefde van geest, roept de HEERE u, de vrouw van de jeugd, die afgewezen was, zegt uw God. Voor een klein ogenblik heb Ik u verlaten, maar in grote barmhartigheid zal Ik u bijeenbrengen. In een stortvloed van grote toorn heb Ik voor u Mijn aangezicht een ogenblik verborgen, maar met eeuwige goedertierenheid zal Ik Mij over u ontfermen, zegt de HEERE, uw Verlosser.’

Het huwelijk is zonder twijfel een voorafschaduwing van de wonderbare relatie van de Heere met de Zijnen. Of als we denken aan Ezechiël 16:8: ‘Toen Ik voorbij u kwam, zag Ik u, en zie, uw tijd was de tijd van de liefde.’ In het Nieuwe Testament zegt Paulus zo aangrijpend: ‘Want ik beijver mij voor u met een ijver van God. Ik heb u immers ten huwelijk gegeven aan één Man om u als een reine maagd aan Christus voor te stellen’ (2 Kor. 11:2). En in Efeze 5:32 licht hij toe: ‘Dit geheimenis is groot; maar ik spreek met het oog op Christus en de gemeente’.

Daarom is ontrouw aan de Heere – in welke vorm dan ook – hoererij, afgodendienst en tovenarij. En dat is het karakter van Izebel. Jehu antwoordde op de vraag van Joram met: ‘Wat vrede, zolang de hoererijen van uw moeder Izebel en haar toverijen zo talrijk zijn?’ (2 Kon. 9:22).

Om deze geestelijke hoererij nog beter te begrijpen, is het belangrijk dat men goed in zich opneemt wat Jeremia 3:6 zegt: ‘In de dagen van koning Josia zei de HEERE tegen mij: Hebt u gezien wat het afvallige Israël gedaan heeft? Zij ging elke hoge berg op en onder elke bladerrijke boom, en bedreef daar hoererij’ (vgl. ook Ez. 16:15; Mark. 8:38; Jak. 4:4).

Het gaat niet alleen om seksuele losbandigheid waardoor de profetes Izebel de gemeente bevuilt, maar ook om ernstige afdwalingen op het gebied van de navolging van Jezus: op christelijke bodem worden heidense onbetamelijkheden geduld. In plaats van te breken met de heidense afgodsdienst van Rome en met de gebruiken van de wereld om ons heen en met de religieuze dweperij, namen de christenen van destijds (en tot vandaag de dag) willekeurig veel in hun geloofsleven op. Ze offerden de absolute gehoorzaamheid aan Jezus’ totale eis tot navolging op om zich aan de wereld aan te passen. Dit is het zuurdesem dat alles verzuurt. Het begint met een valse tolerantie tegenover zichzelf.

Vandaag de dag nemen wij een onbekommerde verzachting waar van de wet van Christus, een lichtvaardige aanpassing aan wereldse denk- en levensvormen – en dit met een beroep op de zogenaamde ‘vrijheid van de geest’. Dit was het kwaad in Thyatira, en dat is het kwaad dat in onze tijd om zich heen vreet. Het grote keerpunt had zich al in Thyatira kunnen aftekenen, maar er gebeurde niets: ‘En Ik heb haar tijd gegeven, opdat zij zich van haar hoererij zou bekeren, maar zij heeft zich niet bekeerd’ (Openb. 2:21).

Zoals het in het oude verbond was: Als iemand ervan verdacht werd, melaats te zijn, dan bekeek de priester zo iemand nauwkeurig en dan werd hij zeven dagen afgezonderd. Hij kreeg als het ware een termijn van zeven dagen. Was het ziektebeeld na deze zeven dagen nog altijd niet ondubbelzinnig, dan werd hij nogmaals zeven dagen ‘afgezonderd’ (Lev. 13:1vv.). Was het dan melaatsheid, dan was de persoon onrein en werd uit de gemeenschap uitgestoten. Op Izebel betrokken betekent dat: Ze kreeg een termijn om zich te bekeren, maar zij deed het niet. Daarom het vonnis: ‘Zie, Ik werp haar te bed met hen die overspel met haar plegen, in grote verdrukking, als zij zich niet bekeren van hun werken. En haar kinderen zal ik door de dood ombrengen’ (Openb. 2:22-23).

Een ontstellend ernstig Woord! De levende God dreigt met een vonnis en voltrekt het ook. Wat hier eveneens duidelijk wordt: Degenen die in Thyatira werden verleid, worden niet geoordeeld vanwege hun zonden, hoewel die zeer ernstig waren, maar omdat zij zich niet wilden bekeren: ‘als zij zich niet bekeren van hun werken’.

Wij wensen altijd een verandering ten goede – een geestelijke verandering in ons gezin, op ons werk, in onze gemeente –, en bidden daar ook voor. Maar wat als we aan de enige voorwaarde daarvoor, niet voldoen? Bekering. Dan komt het vonnis. De Heere werpt Izebel en haar aanhangers die verbeten vasthouden aan het kwaad, op een ziekbed. Met andere woorden: Hij werpt hen in een situatie van onmacht. Een bedlegerig persoon is hulpeloos. ‘… in grote verdrukking’, zegt de Heere. Misschien heeft Hij ook u ‘te bed’ geworpen. Waarom? Omdat Hij u liefheeft en wil dat u zich eindelijk bekeert. Onze bezoekingen zijn niet altijd aanvechtingen van de duivel.

Uit vers 24 blijkt bovendien dat deze Izebel-vermengingsleer blijkbaar de diepten van satan wilde leren kennen: ‘Maar Ik zeg tegen u, en tegen de overigen in Thyatira, voorzover zij deze leer niet hebben en zij, zoals zij dat noemen, de diepten van de satan niet hebben leren kennen: Ik zal u geen andere last opleggen dan deze: Houd vast aan wat u hebt totdat Ik kom’.

Wat betekent het ‘de diepten van de satan’ te leren kennen? Het is hetzelfde wat Paulus in Romeinen 6:15 zegt: ‘Wat dan? Zullen wij zondigen omdat wij niet onder de wet maar onder de genade zijn? Volstrekt niet!’ Met andere woorden: Zouden wij doen wat des duivels is om de verlossing des te meer te ervaren? Zouden wij in de diepten van de satan doordringen om de diepten van Jezus Christus te beseffen? Nooit!

Er is echter nog een ander aspect om de diepten van de satan te leren kennen. Daarmee komen wij terug op het punt van de verkeerde identificatie van de aanvechtingsoorzaak, wanneer elke aanvechting wordt gezien als een satanische of demonische aanval. Zo veel mensen houden zich bezig met satan en met demonische bindingen. Zij willen als het ware de diepten van de satan leren kennen, maar hebben daardoor geen kracht meer om zich bezig te houden met de overwinning van Jezus. Maar Jezus is overwinnaar, en Hem is gegeven alle macht in hemel en op aarde!

MIDDERNACHTSROEP 2021-09 WIM MALGO (1922–1992)

Vergelijkbare berichten