Een uitleg van het laatste boek van de Bijbel. Deel 30. Openbaring 2:23-29.

De Heere, Die ogen heeft als een vuurvlam, zegt in de zendbrief aan Thyatira: ‘En alle gemeenten zullen weten dat Ik het ben Die nieren en harten doorzoek, en Ik zal u geven eenieder naar uw werken’ (Openb. 2:23).

Het valt op dat nu niet de gemeente van Thyatira moet inzien dat de Heere de nieren en de harten doorzoekt, maar alle gemeenten. Wij zijn erbij inbegrepen! Als gemeente van Jezus moeten wij inzien dat Zijn ogen als een vuurvlam zijn en onze nieren en harten doorzoekt, zodat Hij de diepste beweegredenen van ons hart kent.

Het is echter ook een sterke troost dat de Heere de getrouwen niet uit het oog verliest. De Herziene Statenvertaling zegt: ‘Maar Ik zeg tegen u, en tegen de overigen in Thyatira …’ (v. 24). Dit overblijfsel van getrouwen in Thyatira had de leer van Izebel niet aangenomen. Daarom wordt er tegen hun gezegd: ‘Ik zal u geen andere last opleggen dan deze: Houd vast aan wat u hebt totdat Ik kom’ (vv. 24-25).

Wie aan de eerste liefde tot de Heere en aan de heilige eenzijdigheid in het navolgen van Jezus vasthoudt – wie dus geen vermenging duldt –, die legt de Heere geen andere last op. Maar Hij waarschuwt zeer indringend: Laat niets los, laat u niets roven van wat u hebt. Hoe lang? Totdat Jezus terugkomt: ‘Wie overwint en wie Mijn werken tot het einde toe in acht neemt’ (v. 26).

Maar wat verhindert dit volhouden tot aan het einde? Onbekeerlijkheid. De mogelijkheid tot een radicale verandering ten goede is er echter! De eerste stap tot ware bekering en tot het afwenden van het oordeel is dat wij de zonde die de Heere aan het licht heeft gebracht, niet proberen te verdoezelen, maar Hem gelijk geven en deze (zonde) Hem belijden.

Ook in de Brief aan Thyatira volgt aan het slot de indringende vermaning van de verhoogde Heere: ‘Wie oren heeft, laat hij horen wat de Geest tegen de gemeenten zegt’ (v. 29). Deze vermaning komt echter pas na de overwinnaarsbelofte, in tegenstelling tot de volgorde bij de andere gemeenten.

De aan Thyatira gerichte overwinnaarsbelofte luidt: ‘… hem zal Ik macht geven over de heidenvolken. En hij zal hen hoeden met een ijzeren staf – zij zullen als kruiken van een pottenbakker verbrijzeld worden – zoals ook Ik die macht van Mijn Vader heb ontvangen. En Ik zal hem de morgenster geven’ (vv. 26-28).

‘Hij zal hen hoeden met een ijzeren staf’, dat herinnert ons aan het kind dat tot Zijn God wordt weggerukt en de heidenen met een ijzeren staf zal hoeden (Openb. 12). De overwinningen van Jozua, David en Salomo waren een profetische voorafschaduwing van deze macht over de volken. Toen Israël het land Kanaän binnentrok, kreeg het door Jozua macht over de heidenen. Met andere woorden: Zijn vijanden werden hem onderdanig. De Heere had toch toegezegd: ‘Elke plaats die uw voetzool betreedt, zal van u zijn’ (Deut. 11:24). De overwinaars wordt in de toekomst van de Heere beloofd: ‘Als wij volharden, zullen wij ook met Hem regeren’ (2 Tim. 2:12). Deze rechterlijke macht over de volken krijgen overwinaars al vandaag: Zij hebben vandaag al macht over vijandelijke macht, want Jezus is Overwinnaar! 

Het valt op dat we bij de eerste vier overwinnaarsbeloften van Openbaring vier stadia hebben, namelijk:

– boom des levens

– eeuwig leven; de andere dood heeft geen macht meer

– verborgen manna

– uitoefening van de rechterlijke macht en regeringsbevoegdheid door de overwinning van Jezus.

Dat alles alleen in Jezus, door Jezus en met Jezus Christus! Terwijl nu de reeks van de profetische voorbeelden in het Oude Testament afgesloten is, spreken de drie overwinnaarsbeloften aan de drie overige gemeenten over dingen die nog toekomstig zijn. Ze verwijzen naar plechtige gebeurtenissen in de wereldgeschiedenis die nog te gebeuren staan.

Alle overwinnaarsbeloften verwijzen echter op een unieke manier naar de onbeschrijflijk heerlijke toekomst, die door Jezus Christus ten deel zal vallen aan degene die een daadwerkelijke overwinnaar wordt. Deze heerlijkheid kan in haar overvloed nauwelijks onder woorden worden gebracht, zoals Paulus zegt: ‘Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en in geen mensenhart is opgekomen, dat is wat God bereid heeft voor hen die Hem liefhebben’ (1 Kor. 2:9). Het zou dan ook aanmatigend zijn om deze beloften van de toekomstige heerlijkheid tot in het laatste detail te willen analyseren.

Elk van de zeven zendbrieven bevat een belofte voor een bepaalde overwinnaar, en toch gelden al deze beloften voor alle kinderen van God, die overwinnen. Elk duister gebied in uw leven, waarover u tot aan het einde de overwinning van Jezus staande houdt, zal tot in de eeuwigheid met een onbeschrijflijk stuk heerlijkheid worden ingevuld. Wie de goede strijd van het geloof overwinnend strijdt en ook in het lijden overwint, die wordt dienovereenkomstig ook met Gods onuitsprekelijke heerlijkheid beloond. ‘Want onze lichte verdrukking, die van korte duur is, brengt in ons een alle overtreffend eeuwig gewicht van heerlijkheid teweeg. Wij houden onze ogen immers niet gericht op de dingen die men ziet, maar op de dingen die men niet ziet’ (2 Kor. 4:17-18).

Wanneer wij spreken over overwinnen, gaat het uiteindelijk om de brug tussen onze positie voor God en onze toestand in het dagelijks leven. Johannes zegt in zijn eerste brief: ‘Ieder die uit God geboren is, doet de zonde niet, want Zijn zaad blijft in hem; en hij kan niet zondigen, omdat hij uit God geboren is’ (1 Joh. 3:9).

De nieuwe mens in u, de wedergeboren Geest, kan niet zondigen; hij is onberispelijk. Zo zegt Romeinen 8:1 het: ‘Dus is er nu geen verdoemenis voor hen die in Christus Jezus zijn, die niet naar het vlees wandelen, maar naar de Geest.’

Dat is onze fundamentele positie voor God. Deze positie moet in het dagelijks leven een toestand zijn. Met andere woorden: Wij moeten ons vlees en bloed, het IK, dat zondig is, door de kracht van de dood van Jezus Christus overwinnen, en dat kunnen wij, als wij ons als ‘met Christus gekruisigd’ beschouwen (Gal. 2:19-20; Rom. 6:6-8). Want met het oog op onze toestand staat er: ‘Want al wat uit God geboren is, overwint de wereld; en dit is de overwinning die de wereld overwonnen heeft: ons geloof’ (1 Joh. 5:4).

Wij zijn door de kruisdood en de opstanding van Jezus Christus naar de positie nieuw geworden, en dus moet ook onze toestand vernieuwd worden. Elk gebied van ons leven – karakter, denken, spreken, handelen – moet worden beheerst door wat in ons leven nieuw geworden is (2 Kor. 5:17).

MIDDERNACHTSROEP 2021-11 WIM MALGO (1922–1992)

Vergelijkbare berichten