Een uitleg van het laatste boek van de Bijbel. Deel 40. Openbaring 3:20-22.
Omdat Christus ons liefheeft, wil Hij niets anders dan innige gemeenschap met ons: ‘Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop. Als iemand Mijn stem hoort en de deur opent, zal Ik bij hem binnenkomen en de maaltijd met hem gebruiken, en hij met Mij’ (Openb. 3:20).
Wat een geweldig slot heeft de brief aan Loadicea! Is zo’n aanbod niet ontroerend en hartverwarmend? Gezegend is hij die de deur opent! De lauwe gemeente van Laodicea ontvangt, als zij overwint, een mate van heerschappij en heerlijkheid die boven alles uitstijgt: ‘Wie overwint, zal Ik geven met Mij te zitten op Mijn troon, zoals ook Ik overwonnen heb, en Mij met Mijn Vader op Zijn troon gezet heb’ (Openb. 3:21).
Terecht is vastgesteld dat de zeven overwinnaarsbeloften de meest volledige beschrijvingen zijn van datgene, wat God bereid heeft voor degenen die Hem liefhebben. En wij herkennen glashelder hoe enorm belangrijk het is dat wij als kinderen van God ware overwinnaars worden. Anders missen wij Gods hoogste doel met ons. Op dit hoogste doel wordt gewezen in Romeinen 8:29: ‘Want hen die Hij van tevoren gekend heeft, heeft Hij er ook van tevoren toe bestemd om aan het beeld van Zijn Zoon gelijkvormig te zijn, opdat Hij de Eerstgeborene zou zijn onder vele broeders.’
Dit gelijkvormig worden heeft betrekking op alles wat Jezus is en wat Hij deed. Het heeft ook betrekking op onze bestemming na ons aardse bestaan: ‘Geliefden, nu zijn wij kinderen van God, en het is nog niet geopenbaard wat wij zullen zijn. Maar wij weten dat, als Hij geopenbaard zal worden, wij Hem gelijk zullen zijn; want wij zullen Hem zien zoals Hij is’ (1 Joh. 3:2).
Men zou gelijkvormig zijn kunnen aanduiden met viermaal W: gelijk zijn in Wandel, Werk, Wezen en Woord. Wij zouden daartegen kunnen inbrengen: ‘Maar dat kan ik toch niet; ik ben veel te zwak. Dat is een onbereikbaar doel voor mij.’ Maar het is niet belangrijk wat wij kunnen, maar wat Hij kan! In Efeziërs 3:20 staat: ‘Hem nu Die bij machte is te doen ver boven alles wat wij bidden of denken, overeenkomstig de kracht die in ons werkzaam is, …’
Deze kracht die in ons werkt, is een Persoon: Jezus Christus. Hebreeën 2:17 zegt: ‘Daarom moest Hij in alles aan Zijn broeders gelijk worden, opdat Hij een barmhartig en een getrouw Hogepriester zou zijn in de dingen die God [betreffen], om de zonden van het volk te verzoenen.’
De eeuwige Zoon van God is ons gelijk geworden, opdat wij Hem gelijk zouden worden. Wie niet gelijk wordt als Jezus Christus, die stelt de genade die in Jezus verschenen is, buiten werking. Van Zijn kant is alles gebeurd, maar het is nu wel tijd om te begrijpen dat het gelijk worden van de Heere Jezus met ons, Zijn volledige identificatie met alles wat wij zijn – tot binnen onze verdorven natuur – voltrokken is. Hij heeft zich aan het kruis van Golgotha zozeer met ons verenigd dat Hij Die van geen zonde wist, tot zonde gemaakt werd. Hij stierf dus niet alleen voor ons, maar ook in ons, doordat Hij gelijk werd aan onze natuur. Hij stierf aan de zonde die ons aankleeft. Dit overweldigende feit dat Hij zo diep afdaalde – tot in onze werkelijke toestand: gebonden, door doodsangst geknecht, eeuwig verloren in de duisternis –, wordt nooit volledig begrepen in al haar verlossende kracht. Maar die maakte het mogelijk dat wij in een geheel nieuwe toestand voor God werden geplaatst. Daarom vraagt de Heere niet van ons om los van Zijn Persoon te overwinnen, maar om in Hem en door Hem en met hem te overwinnen. Daarvan getuigt Romeinen 8:37: ‘Maar in dit alles zijn wij meer dan overwinnaars door Hem Die ons heeft liefgehad.’
Paulus wil daarmee benadrukken: De Heere Jezus Christus heeft ons eruit getrokken en Zich met ons verenigd. In 1 Korintiërs 6:17 schrijft hij: ‘Wie zich echter met de Heere verenigt, is één geest met Hem.’
Daarom eist de Bijbel niet maar een geïsoleerd overwinnen, maar, zoals de verhoogde Heere in Openbaring 3:21 zegt: ‘Wie overwint … zoals ook Ik overwonnen heb …’ – Er wordt dus geen onmogelijke inspanning van ons gevraagd, iets wat we niet eens kunnen volbrengen. In plaats daarvan kunnen we ons destructieve karakter overwinnen door met Paulus te spreken: ‘Ik ben met Christus gekruisigd’ (Gal. 2:20). Dan behoren wij tot de categorie mensen over wie in Openbaring 12:11 geschreven staat: ‘En zij hebben hem [de duivel] overwonnen door het bloed van het Lam en door het woord van hun getuigenis, en zij hebben hun leven niet liefgehad tot in de dood.’
Dat is de vereniging met Jezus: Het leven niet liefhebben tot in de dood. De Heere Jezus Zelf heeft gezegd: ‘Wie zijn leven liefheeft, zal het verliezen, en wie zijn leven haat in deze wereld, zal het behouden tot het eeuwige leven’ (Joh. 12:25). Alleen in de dood van Jezus aan het kruis worden wij machtige overwinnaars over ons verdorven wezen, en alleen zo kunnen wij mensen worden vol van de Heilige Geest die in de volledige vrijheid staan: ‘Als dan de Zoon u vrijgemaakt heeft, zult u werkelijk vrij zijn’ (Joh. 8:36).
Het is de vijand die ons de heerlijkheid heeft geroofd en ons weert om gemeenschap te hebben met God. Hij, de zielenmoordenaar vanaf het begin, probeert het eeuwige leven in ons te verstikken en de attributen van de erfenis van God en van Christus te verslinden. Maar Jezus Christus heeft hem volledig overwonnen, en daarom kunnen wij hem ook veruit overwinnen.
In de zeven zendbrieven zien wij zeven (7 = goddelijk getal van de volheid) overwinnaarsbeloften, maar de Heere heeft in zijn trouw er nog een bijgegeven (8 = getal van de Naam van Jezus). Deze achtste overwinnaarsbelofte is de bekroning en samenvatting van alle voorafgaande beloften: ‘Wie overwint, zal alles beërven, en Ik zal voor hem een God zijn en hij zal voor Mij een zoon zijn’ (Openb. 21:7). – Iets hogers kan er niet gezegd worden, want dat is de volledige gelijk wording met de Zoon van God in heerlijkheid!
MIDDERNACHTSROEP 2023-02 WIM MALGO (1922–1992)