Een uitleg van het laatste boek van de Bijbel. Deel 24. Openbaring 2:14-16.

Na de lof des Heeren volgt er een ernstig verwijt: ‘Maar Ik heb enkele dingen tegen u, namelijk dat u daar mensen hebt die zich houden aan de leer van Bileam, die Balak leerde voor de Israëlieten een struikelblok neer te leggen, opdat zij afgodenoffers zouden eten en hoererij bedrijven. Zo hebt u er die zich houden aan de leer van de Nikolaïeten en dat haat ik. Bekeer u. En zo niet, dan kom Ik spoedig bij u en zal Ik tegen hen oorlog voeren met het zwaard in Mijn mond’. (v. 14-16)

De aanvechtingen van de zijde van de overheid en van de Joden waren voor de gelovigen in Pergamus onnoemelijk zwaar. Ze konden echter standhouden, omdat zij de gehele wapenrusting van God hadden aangetrokken en vasthielden aan de Naam van Jezus en Zijn geloof niet verloochenden. Want het is toch de Heere zelf die het zwaard voert, dat door alle pantsers van verzet heen slaat. En wie deze Heere in zijn hart heeft, die is onoverwinnelijk. Hij verheft zich in Christus Jezus boven de troon van satan en overwint veruit, en wel in alle aanvechtingen.

Desondanks echter heeft de Heere ‘enige weinige dingen’, ‘enkele kleine dingen’, ‘enkele dingen’, zoals de verschillende vertalingen zeggen (SV,NaB,HSV red.), tegen hen. Daarom zou het dus schijnbaar een kleinigheid zijn, hoewel het zo ernstig is; een liefelijke voorstelling van zaken, zoals de gelovigen die zo graag toepassen om hun innerlijke nederlaag en hun falen te bagatelliseren. Daar ligt echter het ontstellend ernstige: Terwijl de kinderen van God in Pergamus de uiterlijke vijand met glans weerstonden, gaven ze toe aan de innerlijke vijand. En daar hebben we al de dodelijke vermenging van overwinning en nederlaag; van de navolging van Jezus tot de dood en toch capitulatie voor de innerlijke pretentie van het vlees. In dit licht moeten we de verzen 14 en 15 zien.

De leer van Bileam had voet aan de grond gekregen. De leer van Bileam bestond uit de raad die Bileam aan koning Balak gaf (Num. 31:16 en Numeri, hoofdstukken 22–25). Bileam wilde het volk van God vervloeken, maar dat lukte hem niet. Hij kwam tot het inzicht dat Balak met zijn leger niets zou kunnen uitrichten, want Israël was onoverwinnelijk. Daarom weerhield hij hem van een veldslag tegen Israël. Maar ook hij wilde het volk Israël te gronde richten, en hij bereikte dit door Israël te verleiden deel te nemen aan afgoderij en de daarbij gebruikelijke hoererij.

De ‘kleinigheid’ was voor Pergamus dus een dodelijk gevaar, zoals de ‘onschuldige’ dialoog tussen Eva en de slang in het paradijs een val was, die verschrikkelijke gevolgen had. En deze seksuele ‘bewegingsvrijheid’ werd daar in Pergamus door de invloed van waarschijnlijk respectabele gemeenteleden tot leer verheven: ‘…die zich houden aan de leer van Bileam’(Op. 2:14). Daardoor kwam het in Pergamus tot deze verschrikkelijke vermenging: enerzijds het besliste vasthouden aan de Naam van Jezus naar buiten toe (v. 13) en anderzijds het verbeten vasthouden aan de leer van Bileam (v. 14).

Niet iedereen deed daaraan mee. De Heere zegt uitdrukkelijk: ‘Zo hebt u er ook …’ Er zijn er nogal wat die hebben toegegeven aan de innerlijke vijand! Hoewel de anderen echter de Heere Jezus met alle vastberadenheid navolgden, ontstond er een vermenging in de gemeentestructuur, omdat ze het vleselijke duldden. Toen was de volmacht weg. Dat heeft zich tot op de huidige dag duizendvoudig herhaald.

De Heere wil door Zijn scherpe zwaard, Zijn Woord, scheiden, want Hij wil niet de ‘bewegingsvrijheid’ van het vlees, maar dat het vlees met Christus gekruisigd is. In Pergamus kwam het tot vleselijke hoererij, omdat het al tot geestelijke hoererij gekomen was. En deze geestelijke hoererij kwam tot uiting door de neutrale houding van de gemeente ten opzichte van deze afdwalende leden.

Van de gemeente in Efeze zegt de Heere: ‘dat u de werken van de Nikolaïeten haat, die ook Ik haat’ (Op. 2:6). Zij namen duidelijk stelling in tegenover elke dwaalleer en vleselijke lust. Bij de gemeente in Thyatira echter staat er: ‘dat u de vrouw Izebel … ongemoeid haar gang laat gaan’ (Op. 2:20). Dat betekent: u duldt haar. In Pergamus gingen deze beide groepen en deze beide leringen – vastbesloten navolging van Jezus en compromissen met het vlees – eenvoudigweg naast elkaar voort. En deze innerlijke neutraliteit binnen de gemeente veroordeelt de Heere zeer scherp.

MIDDERNACHTSROEP 2021-03 WIM MALGO (1922–1992)

Vergelijkbare berichten