13-Delige serie over het Bijbelboek Hebreeën
Deel 8: Hogepriester aan de rechterhand van God
Het gaat in deze brief voortdurend over de waardigheid van de dienst van de Heere Jezus als Hogepriester, die Hij ook vandaag de dag nog doet, in de hemel naast Zijn Vader, door te bidden en te pleiten voor ons en door onze belangen te behartigen.
- A. De waardigheid van de dienst van de Heere Jezus als de Hogepriester
Als Hogepriester overtreft Jezus Aäron in zijn persoon, maar ook in zijn dienst. De grondgedachte van de Joodse godsdienst is het naderen tot de Heere God. Het Levitische priesterschap bracht geen volmaaktheid (Hebr. 7:11,26; 8:1). Wat wij nodig hebben is een priester die heilig en onbesmet en afgescheiden van de zondaren en boven de hemelen verheven is. Zo’n Hogepriester hebben wij! Dit is de kern! Onze Hogepriester heeft Zich nu gezet aan de rechterhand van God.
Koningin-moeder Bathseba zette zich aan de rechterhand van koning Salomo (1 Kon 2:19). Rechts van de Koning is de plaats van eer. De Heere heeft met Zijn rechterhand de hemelen uitgebreid (Jes. 48:13). Zijn rechterhand ondersteunt alle gelovigen (Ps. 17:7; 18:36). Door Zijn sterke rechterhand verloste de Heere Israël (Ex. 15:6). Zijn rechterhand is vol van gerechtigheid (Ps. 48:11; 98:1). Zijn rechterarm geeft ook vrede en het maakt Zijn heil bekend. De woorden ‘Hij heeft Zich gezet’ is in het Grieks in de actieve vorm.
Toen Jezus terugkeerde naar de hemel nodigde God de Vader Hem uit om plaats te nemen aan Zijn rechterhand en daar zit Hij nu. Op die ereplaats verricht Hij Zijn hogepriesterlijke werk. Het aardse heiligdom had geen stoel. De Levitische priesters zijn nooit klaar met het werk. Die offers kunnen de zonden niet wegnemen (Hebr. 10:11). De Heere Jezus heeft de reiniging van de zonde tot stand gebracht door Zichzelf te geven op het kruis. Hij heeft het recht om Zich te zetten in de hemelen, in het ware heiligdom (Hebr. 1:3; 10:12). - B. De aard van de dienst van de Heere Jezus als de Hogepriester vandaag (vs. 2)
In vs. 1 is duidelijk gemaakt dat de Heere Jezus nu in de hemelen zit, want Zijn offerdienst is al volbracht. Maar de woorden ‘een dienaar’ (of dienst verrichten) bepalen ons erbij dat onze Hogepriester nu nog steeds werkt. Het verzoenende werk is wél volbracht! Welk werk verricht Hij nu? Dat komt uitgebreider aan de orde in Hebr. 9:24; 10:20; 13:15,21.
De schrijver heeft al gezegd dat Jezus voor ons bidt en voor ons pleit en liefdevol onze belangen behartigt. De Israëlieten brachten hun offers aan de poort van de tabernakel. De priesters verrichtten daar hun offerdiensten (Hebr. 9:2,3,8,12,24,25; 10:19). Jezus verricht Zijn dienst nu in de hemel, de ware tabernakel, de plaats waar de Heere God woont (Hebr. 9:2). - C. De inhoud van het priesterschap van de Heere tot in alle eeuwigheid (vs. 3)
De hogepriester was door God aangesteld om offers te brengen voor het volk. Jezus is nu de Hogepriester. Ook Hij moet iets hebben om te offeren. Offeren is het onderwerp van deze brief. De Levitische hogepriester moest voortdurend offeren. Bij de Heere Jezus was het een éénmalig offer, Zijn lichaam (Hebr. 9:12-14;10:5). - D. De plaats van het priesterschap van de Heere Jezus in alle eeuwigheid
Een hogepriester moet een plaats hebben om te offeren. Sommigen hebben misschien gedacht dat de Heere Jezus gaat offeren in de tempel. Tijdens het schrijven van deze brief stond de tempel er nog.
De schrijver noemt nu ook drie redenen waarom Jezus Zijn priesterlijke dienst niet op deze aarde kon uitoefenen.
Drie redenen waarom Jezus Zijn priesterlijke dienst niet op deze aarde kon uitoefenen:
1) Een aards heiligdom (vs. 4). Jezus stamde naar de mens van de stam Juda af en niet van Levi de priesterlijke stam. Volgens de wet kon Hij geen priester zijn.
2) Een afbeelding van het ware heiligdom (vs. 5). De schaduw geeft de vorm aan maar niet de inhoud (Hebr. 10:1). De ware tabernakel is in de hemel (Ex. 25:40).
3) Een minder verheven heiligdom (vs. 5,6). De oudtestamentische offerdiensten kunnen geen zonden wegnemen en zondaars geen toegang tot God verlenen. De dienst van de Heere Jezus is beter dan die van Aäron en deze rust in een beter verbond en in betere beloften (vs. 8). Want alle zonden zijn vergeven en niet langer (tijdelijk) bedekt.
De Heere Jezus is de Middelaar van een beter en eeuwig verbond (vers 7-13)
Het betere verbond is het Nieuwe Verbond in het bloed van Jezus (Luk. 22:20). Jeremia ontving de profetie over het Nieuwe Verbond dat veel beter is dan het eerste dat bij de Sinaï gesloten is met het volk Israël (Ex. 24:8, Jer. 31:31-34). Een verbond sluiten is letterlijk “een verbond snijden”. Dat wordt pas van kracht als het dier geofferd is (Gen. 15:18, Ex. 24:5-8). In het eerste verbond dienden de Levitische priesters (Hebr. 7:11,12).
Het Nieuwe Verbond werd ingewijd door Zijn dood en is nu in werking (Hebr. 9:15-18). Het Nieuwe Verbond was niet nodig geweest als het oude goed had gewerkt. Het eerste was niet onberispelijk (Rom. 7:7-12). De wet faalde, omdat zij de zonden niet weg kon nemen. De wet slaagde erin om onze zonden te openbaren (vs. 8b).
Het Nieuwe Verbond werd beloofd, omdat zij het eerste verbroken hadden (Jer. 31:32-34). De profetie over een nieuw verbond kwam toen de legers van Babel al voor de poorten van Jeruzalem lagen. Alles wordt ook eenmaal hersteld (Ex. 19:4). Alle zegeningen hingen af van Israëls gehoorzaamheid. Zij beloofden het plechtig, maar vanaf het begin pleegden velen van hen afgoderij (Ex. 32:1-4) en later kwam ook de Baäl-aanbidding.
Het Nieuwe Verbond is onvoorwaardelijk en ook vol genade. De nadruk ligt in het woord: IK ZAL. Het Nieuwe Verbond is meer in beloften. Zij zullen Mij allen kennen (vs. 11). Het Nieuwe Verbond kent geen priesterklasse die het alleenrecht heeft om te bemiddelen tussen God en de mensen. Alle gelovigen hebben nu toegang (Hebr. 4:16; 10:19-22). Iedere gelovige bezit nu al volledige innerlijke kennis. Alles rust en komt nu ook voort uit Gods genade. Alle zonden worden weggedaan uit Gods herinneringen (Hebr. 8:12; 10:3,4).
Het Oude Verbond staat op het punt om te verdwijnen (Hebr. 8:13). De schrijver denkt al aan de verwoesting van de tempel. Het hemelse priesterschap leidt ons naar volwassenheid. De Heere God legt Zijn Woord in ons hart en verandert ons van binnenuit (2 Kor. 3:1-3,18).
Laten wij ons toch verheugen in het nieuwe en in het eeuwige Verbond!
Met dank aan en toestemming van dhr. J. Schep geplaatst. Zie ook: www.johan-linda.com