13-Delige serie over het Bijbelboek Hebreeën
Deel 13b: God heeft met ons een eeuwig verbond gesloten op grond van het bloed van Christus
De juiste aanbidding
Hebr. 13:15,16
Deze verzen gaan over de juiste aanbidding. God in waarheid aanbidden kan alleen door de Heere Jezus. Wij offeren nu geen dieren meer in de tempel, maar wij hebben nu wel de toegang tot het ware heiligdom – de hemelse tabernakel – waar onze Hogepriester (werkzaam) is (Hebr. 8:1,2). Door Hem kunnen wij voortdurend onze lofoffers brengen, nu de Heere Jezus de Middelaar tussen de Heere God en Zijn volk is. De Heere Jezus biedt, door Zijn priesterlijke dienst, onze gebeden, dank- en lofprijzingen aan God aan (1 Tim. 2:5,6). De Heere verlangt geen geslachte kalveren, maar aanbidding uit dankbare harten, door mensenmonden.
Door de Heere Jezus bidden en danken wij o.a. voor:
- broederliefde en gastvrijheid (die wij mogen geven en ontvangen (vers 1,2);
- onderling medeleven (vers 3);
- huwelijken (vers 4);
- Gods liefdevolle zorg en bescherming (vers 5) en ook
- de door Hem gegeven leraren en voorgangers die Gods Woord met ons delen, over ons waken en ons tot een model zijn (vers 7,17).
En, schrijft de schrijver verder: vergeet bij uw offers van lof en dank aan God de offers van goeddoen en het onderlinge hulpbetoon niet, want aan zulke offers heeft de Heere een welgevallen (vers 16).

Weldoen is goeddoen, als offer aan de Heere
Sommige lezers vroegen zich af of ze God nog kunnen behagen als ze niet meer kunnen aanbidden in de tempel te Jeruzalem. De schrijver van de Hebreeënbrief antwoordt daarop, net zoals Jakobus dat deed, wat God van hen verwacht:
‘De zuivere en onbevlekte godsdienst voor God en de Vader is wezen en weduwen bezoeken in hun verdrukking en zichzelf onbesmet bewaren voor de wereld’ (Jak. 1:27).
Hij zegt: Doe goed en deel uit! Weldoen is goeddoen aan onze medemensen als een offer aan de Heere God. Eerst geven aan de Heere en vervolgens door Hem aan de mensen (2 Kor. 8:5). Onder de eerste gelovigen waren veel armen. Onderling hulpbetoon is het uitwendige bewijs van een rein, innerlijk geloof. Deelnemen aan een dienst van aanbidding en lofprijzing is geen vervanging voor hartelijk en praktisch meeleven met onze behoeftige geloofsgenoten. Het tweede bewijst dat het eerste geen lege vorm is.
Geestelijke leiders – oudsten
Hebr. 13:17
Gehoorzaam uw geestelijke leiders. Geen enkele groep kan zonder leiding ordelijk en vreedzaam functioneren. Wij moeten beseffen dat onze leiders voor twee dingen verantwoordelijk zijn. Zij moeten:
1) zorgen voor het geestelijk welzijn van de aan hen toevertrouwde gelovigen en
2) waken over hun zielen.
Het Griekse werkwoord waken is letterlijk de slaap verjagen. De oudsten mogen niet indutten tijdens hun werk.
De ernst van hun taak komt uit in het woord ‘zielen’. De ziel is het eeuwige deel van de mens en het individuele van ieder persoon. De ziel omvat het innerlijke wezen van de mens, zijn wil, verstand en gevoel. De voorgangers moeten zich voor hun herderlijk werk verantwoorden bij de Heere. Van hen moeten de gelovigen leren hoe zij zich, op hun beurt, moeten verantwoorden voor de rechterstoel van Christus (2 Kor 5:10).
Gelovigen moeten eraan meewerken dat de oudsten hun taak kunnen vervullen met vreugde en niet al zuchtend (vers 17). Herders worden verdrietig en raken ontmoedigd als schapen eigenzinnig en weerspannig zijn. Ongehoorzaamheid schaadt niet alleen de individuele gelovige, maar ook de gehele gemeente.

Geestelijke dorheid en onverschilligheid
Hebr. 13:18,19
Onenigheid, bitterheid en verwarring doen gelovigen geen goed (zie ook Hebr. 12:15). Behalve gehoorzamen aan de plaatselijke oudsten moeten de gelovigen ook bidden voor broeders en zusters buiten de gemeente. De groep die met het woord ‘ons’ wordt aangeduid (vers 18) bevindt zich in moeilijkheden, die verder niet omschreven worden.
Dezelfde houding en lusteloosheid die zij hebben ten opzichte van hun plaatselijke oudsten, hebben zij ten opzichte van christelijke werkers die zich over hun lage geestelijke peil zorgen maken. Als de Hebreeën zich geestelijk met hen verbonden weten en voor hen bidden, zullen ze ook naar hen luisteren. Zij moeten zich verbonden weten met de ene, wereldwijde gemeente en in het werk van de Heere betrokken raken door wederzijdse informatie en gerichte voorbede.
Geestelijke dorheid en onverschilligheid
Geestelijke dorheid en onverschilligheid heeft uitwerking op het gebedsleven. Letterlijk staat er: begin te bidden en blijf bidden! De schrijver spreekt niet over moeilijkheden, maar zegt: ‘Wij zijn ervan overtuigd dat wij een goed geweten hebben, omdat wij in alle dingen ook goed willen wandelen’.
Vreest hij dat de ernstige woorden eerder in de brief verkeerd zijn begrepen? Of slaat het op de lange tijd dat hij niets van zich heeft laten horen (vers 19)?. In ieder geval is het heel duidelijk dat hij op dezelfde lijn zit als alle andere schrijvers van het Nieuwe Testament, namelijk dat in de dienst van de Heere een goed getuigenis nodig is.
Wanneer wij actief bezig zijn in het werk van de Heere, terwijl wij een slecht geweten hebben over bepaalde zaken, dan heeft dit een verontreinigende werking. Hij vraagt hen om te bidden dat hij eerder aan hen teruggegeven mag worden. Hieruit zien wij dat hij met hen verbonden was en het contact wil hernieuwen. Waarschijnlijk omdat zijn aanwezigheid elders nodig was, is hij zo lang van hen gescheiden geweest.
God van de vrede – Bron van vrede
Hebr. 13:20,21
In deze verzen vinden we een zegenbede. Vanuit de zekerheid dat de Heere God voor ons werkt, bidt de apostel om zegen voor de Hebreeën en bevestiging in hun geloof. Hij bidt tot de God van de vrede, de Bron van vrede.
Hiermee wijst hij op drie waarheden:
- 1) De Heere heeft Zijn vrede bewerkt tussen Zichzelf en opstandige zondaars.
- 2) De Heere kan vrede bewerken in de harten van gelovigen die vervolgd en verdrukt worden in een voor hen vijandige omgeving (Hebr. 10:32,33).
- 3) De Heere kan vrede bewerken in een gemeente waar de gelovigen eerst niet met elkaar overweg konden en hun leiders niet gehoorzaamd werden (Hebr. 10:25).
De eeuwig onveranderlijke God
Waarom is hij er zeker van dat zijn gebeden verhoord zullen worden? Omdat de eeuwig onveranderlijke God in het verleden ook machtige dingen heeft gedaan:
- a) Hij heeft de grote Herder van de schapen, onze Heere Jezus Christus, uit de doden opgewekt/teruggebracht.
- b) Hij heeft met ons een eeuwig verbond gesloten op grond van het bloed van Christus.

De schrijver begint met de opstanding. Dit is de eerste keer dat de schrijver in deze brief spreekt over de opstanding. Dit heeft hij bewaard voor zijn laatste en grootste zegenbede voor de Hebreeën. De opstanding van de Heere Jezus betekent Zijn overwinning over zonde, de dood en satan (Hebr. 2:14,15). De Heere God is machtig om de gelovigen toe te rusten met alles wat nodig is om Zijn wil te doen (vers 21).
Dit is de enige plaats waar de Heere Jezus de Grote Herder van de schapen wordt genoemd. De Joodse lezers weten dat er in Jes. 63:11 staat dat de Heere aan Mozes en Zijn volk dacht en Zich noemde: ‘Hij die hen deed opgaan uit de zee met de herders van Zijn kudde’. Wij weten ook vanuit Hebr. 10:1 al dat de vele gebeurtenissen uit het Oude Testament het Nieuwe Verbond voorafschaduwen:
– Mozes is een type van Christus;
– de Rode Zee een type van het graf;
– de uittocht een type van de opstanding en
– het Oude Verbond een type van het Nieuwe Verbond.
De Heere Jezus – de Goede Herder
De Heere Jezus noemt Zichzelf de Goede Herder (Joh. 10:11). Hij leidt Zijn volk als een Herder en regeert in genade en liefde. Hij redt hen door Zijn eigen bloed en bewaart hen voor Zichzelf. Hij stierf om Zijn volk te redden. Door Zijn bloed benadrukt Hij Zijn zelfopoffering als de Goede Herder (Joh. 10:15).
Driemaal noemt de schrijver in dit hoofdstuk de voorgangers of oudsten ook zo, als herder. Zij zijn onze herders van Gods kudde (vers 7,17,24). Daarom wijst hij hier op de Heere Jezus als het grote Voorbeeld voor de herders in de gemeente.
Vers 20 eindigt met: ‘Op grond van het bloed van het eeuwige verbond’. Dit is het tweede bewijs dat God gebeden kan beantwoorden. De opstanding van de Heere Jezus Christus uit de doden is het bewijs dat de Heere Jezus door het storten van Zijn bloed voldaan heeft aan Gods eisen voor zondevergeving. Daardoor kan het eeuwige verbond van God met Zijn volk in werking treden.
Om drie redenen is dit Nieuwe Verbond eeuwig:
- 1) Het is gegrond op het kostbare bloed van de Heere Jezus Christus. Hij Die stierf was/is God in het vlees. Gods Zoon offerde Zichzelf door de eeuwige Geest (Hebr. 9:14).
- 2) Het bewerkt eeuwig leven voor Zijn eigen schapen. Hij geeft hun eeuwig leven en zij zullen voorzeker nooit verloren gaan, tot in alle eeuwigheid (Joh. 10:11-28).
- 3) Het is een blijvend verbond. Het verschil met het verbond van Mozes is dat het volkomen afdoende is en nooit zal worden vervangen of opgeheven (vers 21). We zien hier het werk van de Heere God in ons.

Leven als een gelovige
Het gebed is dat God ons in staat stelt te leven als een gelovige. Wat is leven als een gelovige? Gods wil doen, of anders gezegd: de Heere gehoorzamen. Eerst moeten wij de rechte prediking kennen om als volwassen en geoefende gelovigen goed van kwaad te kunnen onderscheiden (Hebr. 5:13). Wij moeten ook Gods Woord goed kennen om te kunnen gehoorzamen en ernaar te leven. Omdat God in ons werkt ‘door Jezus Christus’, kunnen wij ernaar leven. Iemand heeft eens gezegd: ‘Wij kunnen als christen leven, omdat God het in en door ons doet’.
De Heere Jezus is niet alleen de Hogepriester, Die bewerkt heeft dat onze zonden vergeven zijn. Doordat Hij in ons woont en werkt, geeft Hij ons, als de Leidsman en Voleinder van ons geloof, dagelijks ook de kracht als gelovige te leven. Hij wil ons toerusten tot elk goed werk.
Het met toerusten vertaalde Griekse werkwoord betekent volmaken. Het heeft een ruime betekenis. Behalve volmaakt toerusten betekent het ook herstellen en verzoenen. Al deze begrippen zijn aanwezig in het werk van God in de gelovige. Hij verzoent, herstelt, rust toe en stelt ons in staat om het goede te blijven doen. Het doel van het christenleven is de Heere vreugde te brengen. De Heere Jezus is het zo waard om – nu en tot in alle eeuwigheid – lof en eer te ontvangen.
Woorden van vermaning
Hebr. 13:22-25
Net als de lezers van toen moeten ook wij met een ontvankelijk hart luisteren naar wat in de gemeente uit de Bijbel wordt voorgelezen. De brief aan de Hebreeën is geen korte en gemakkelijke brief. De schrijver zegt zelf dat het een preek is: ‘woorden van vermaning’. Het voorlezen van deze brief duurt een uur. Voor de eerste generatie gelovigen was dat niet lang. Een werker op doorreis maakte het wel eens veel langer (Hand 20:7-9). Wij moeten altijd bereid zijn om te luisteren naar de prediking met uitleg en toepassing van Gods Woord. Het eerste teken van een opwekking is altijd een hernieuwd verlangen om Gods Woord te horen en toe te passen in ons eigen hart en leven.
Vers 23. De aankondiging van het bezoek van Timotheüs. Timotheüs was uit gevangenschap losgelaten en zodra hij bij de schrijver aangekomen zou zijn, wilden zij samen de Hebreeën gaan bezoeken.
Een brief met een persoonlijke groet
Zoals alle nieuwtestamentische brieven heeft deze brief een persoonlijke groet. De schrijver brengt hen ook de groeten over van de broeders uit Italië. Alle voorgangers en gelovigen worden gegroet (vers 24). Door het tweemaal herhaald ‘al uw’ laat de schrijver zien dat hij daarvan werkelijk niemand in de gemeente uitsluit en dat hij wil dat degenen die niet bij de voorlezing aanwezig zouden zijn, later alsnog gegroet zouden worden.
Vanwege hun geestelijke problemen zal een aantal gelovigen niet bij elkaars samenkomst aanwezig zijn geweest (Hebr. 10:25). Hij wil dat allen, en vooral zij die dit het meest nodig hebben, zullen horen wat hij tegen hen te zeggen heeft. Gods genade is voor hen allen (vers 25)! Veel brieven eindigden in die tijd met: ‘Moge het u of jullie goed gaan, moge de goden u welgezind zijn’. Maar als gelovigen bidden wij elkaar Gods genade toe. Genade is Gods onverdiende gunst. Als gevolg van Zijn goedheid, die wij niet verdienden, stierf de Heere Jezus voor al onze zonden.

Uit genade zijn wij behouden en is onze grote schuld weggedaan. Uit genade mogen wij straks het hemelse Jeruzalem binnengaan, de stad van God. Genade is de altijd voor ons beschikbare liefdevolle hulp van God (Hebr. 4:16). De uitdrukking ‘Amen’ is een Hebreeuws woord, dat voorwaar of zeker betekent. Dit was een gebruikelijk antwoord van een groep gelovigen, wanneer zij instemden met een gebed of met aanbidding. De schrijver verwachtte dat zijn lezers – zowel toen als nu – zouden instemmen met zijn loflied en het overige wat hij in deze leerzame brief heeft opgeschreven.
Samenvatting
De Hebreeën hadden een zwak geloof en weinig liefde voor hun medegelovigen. Zij behoren zich echter te kenmerken door hun gastvrijheid en bewogenheid (vers 1). Zij moeten weten dat door huwelijksontrouw en geldzucht de agapé-liefde verdwijnt (vers 4-6). In hun gehoorzaamheid aan de oudsten moet de agapé-liefde het motief zijn (vers 7-17).
Zij moeten het geloof navolgen van hun geestelijke vaders, die hen zijn voorgegaan, en zien op de Heere Jezus, Die eeuwig Dezelfde is (vers 8). Ze moeten niet terugkeren tot het Levitische systeem met zijn tijdelijke steden, tempel en altaar, dat zij hebben verlaten, toen zij de Heere Jezus aannamen. Zij moeten zich één maken met de afgewezen Heiland en als pelgrims reizen naar de hemelse stad (vers 9-14). Verder moeten zij dankbaar, behulpzaam en aan hun oudsten gehoorzaam zijn (vers 15-17) en vertrouwen op Gods genade, de bron van onze kracht (vers 18-25).
Daarom is het hernieuwde leven in Christus, de enige manier om te leven als een christen. Het is echt niet moeilijk om als een christen te leven, het is echter onmogelijk vanuit onszelf! De Heere Jezus in ons, dat is ons leven! Men kan de kwaliteit van ons geloof in de Heere Jezus, beoordelen aan de manier waarop wij ons nu gedragen. Ons leven is de graadmeter van onze leer.
Ik ben dankbaar dat ik u of jou mocht dienen met het mooiste leven hier op aarde en de eeuwigheid. Shalom, Johan
P.S. Ik ontving hulp van Willam MacDonald en Warren Wiersbe, uit hun geschriften:
William MacDonald: Believer’s Bible Commentary, A complete Bible Commentary in one volume, Edited by Art Farstad
Dr. Warren Wiersbe: The Bible Exposition Commentary, Edited by Cook, Six volumes.
Met dank aan en toestemming van dhr. J. Schep geplaatst. Zie ook: www.johan-linda.com