13-Delige serie over het Bijbelboek Hebreeën
Deel 12b: Met volharding de wedloop lopen
Waarschuwing om het geloofsleven niet los te laten (vervolg op punt 4 uit deel 12a)
A). U heeft veel voorrechten ontvangen (vers 18-24)
Hebr.12: 22-24 is deels profetisch. Deze verzen beschrijven niet alleen onze tegenwoordige positie in Jezus, maar ook in zeven punten wat ons nog wacht in de toekomst.
Wat ons nog wacht in de toekomst:
1) Het hemelse Jeruzalem. De naam van de stad ‘Sion’ wordt al in het Oude Testament gebruikt voor het aardse Jeruzalem (Ps. 78:68,69). Die stad is ook een schaduwbeeld van de stad van God in de hemel die eens zal nederdalen naar de aarde en Gods woonplaats is als Hij bij zijn eigen volk zal wonen (Openb. 21:2).
2) Ontelbaar aantallen engelen. Zij zijn erbij als de volledige gemeente in de hemel wordt verwelkomd. Gelovigen die op hun bestemming zijn aangekomen zullen, samen met de engelen, God en het Lam eeuwig de lof en de eer brengen.
3) De vergadering van de eerstgeborenen. In de hemelse stad zullen voor het eerst Gods kinderen allen bijeen zijn. Het woord ‘eerstgeborenen’ duidt op hen die een dubbel deel van de erfenis zullen ontvangen. Dit spreekt ook al van de bijzondere eer en van alle voorrechten die hen in de hemel ten deel zullen vallen.
4) God is de Rechter over allen. Dit is een waarschuwing aan allen die zeggen als pelgrims op reis te zijn naar de hemel. Men verschijnt voor God óf om als Zijn kind de – op aarde – verdiende beloning, daar in ontvangst te nemen (2 Kor. 5:10). Óf men verschijnt voor God als Zijn vijand, om tot een eeuwige straf veroordeeld te worden (Openb. 20:11-15).
5) De geesten van de rechtvaardigen. De oudtestamentische rechtvaardigen die de voleinding bereikt hebben en het geloof behouden hebben. Op die dag van de opstanding worden zij voleindigd, dat wil zeggen, volmaakt verheerlijkt.
6) Jezus de Middelaar van het Nieuwe Verbond. De gelovigen zullen daar hun Heer ontmoeten, Die Zijn bloed vergoten heeft tot vergeving van al hun zonden.
7) Het bloed van de besprenkeling. De dood van de Heere Jezus wordt nu niet vergeleken met de besprenkeling met het bloed van de offers waarmee het Oude Verbond werd ingewijd, maar met de moord op Abel in Genesis 4. Het bloed van Abel riep om wraak. Het bloed van de Heere Jezus spreekt nu van de betere dingen: van verlossing, van wegneming van zonden, reiniging van het geweten, eeuwig leven en ook van een vrije en een blijde toegang tot in de hemel.
B). Wij gaan door vele gevaren (vers 25-29)
Met het oog op de wondermooie en rijke contrasten met de berg Sinaï worden alle lezers gewaarschuwd voor de gevaren van het afwijzen van het evangelie, het gevaar van ongeloof (vs. 25 e.v.). Het evangelie roept allen op tot het nemen van een beslissing. Niemand mag ‘Hem Die spreekt’, verwerpen.

Weigeren om gered te worden, is afvallen van de levende God (Hebr. 3:12), de Zoon van God te schande maken (Hebr. 6:5,6) en het bloed van het Verbond onrein achten (Hebr. 10:29). Van de uit Egypte verloste Israëlieten moet keer op keer worden vastgesteld dat zij harde harten hadden.
Steeds weigerden zij Gods Woord, zoals dat door Mozes tot hen kwam, ter harte te nemen. Daarom ontkwamen zij niet aan Gods oordeel. Zij gingen het Beloofde Land niet binnen en stierven in de woestijn (Num. 14:22-24; Deut. 1:35,36). Nu ons een veel beter Verbond is aangeboden dan het Verbond van de Sinaï, zijn wij in veel groter gevaar indien wij er niet op ingaan.
Toen sprak de Heere vanaf de berg via Zijn knecht Mozes. Nu spreekt de Heere uit de hemel door Zijn Zoon. Wij zullen niet ontkomen aan Zijn oordeel als wij Zijn offer afwijzen, dat vergeving aanbiedt door het bloed van Christus (vs. 26,27).
C). Zekerheid van het oordeel
Gods stem bracht de aarde aan het wankelen. Dit gebeurde na de uittocht uit Egypte (Ex. 19:18). In Haggai 2:7 wordt erop gewezen dat de wereld rijp is voor het oordeel en dat God nog eenmaal de aarde en de hemelen zal doen beven. Dat schudden houdt een verandering in van het bestaande (2 Petr. 3:10). Allen die God nu vijandig zijn, worden verwijderd uit het heelal. Alleen wat onwankelbaar is, blijft. Het onwankelbare rijk waarin de burgers van eeuwig, gelukkig zullen zijn.
D). Redenen om te volharden (vers 28,29)
De schrijver is overtuigd dat zij gelovigen zijn, hoewel zij op het ogenblik zwak en ook vermoeid zijn. Daarom spreekt hij hen moed in en roept hij hen op om de Heere volhardend te blijven dienen. Hij wijst hen (en ons) op drie redenen:
- 1) Het onwankelbare Koninkrijk (Op. 21:3,4). Omdat gelovigen met Hem zullen regeren, moeten zij hun wedloop voortzetten. Zij zullen het Koninkrijk van God ontvangen. Daarvan zijn zij verzekerd. Dat rijk kan niet bewogen worden. Als deze hemelen en aarde vergaan, overleven de burgers van het onwankelbare Koninkrijk het oordeel wel en beërven zij de nieuwe hemel en de nieuwe aarde.
- 2) De altijd beschikbare genade. Zij putten uit onbeperkte bronnen om God te vereren op een Hem goede wijze. Eerder leerden zij al over Gods genadetroon (Hebr. 4:16). Hij moedigt hen opnieuw aan daar dankbaar gebruik van te maken.
- 3) De heiligheid van God. Omdat God een verterend vuur is, moet Hij gediend worden met ontzag en eerbied. De Vader van de Heere Jezus is een heilig God, Die van alle mensen, al hun wegen en daden nagaat. De naam-gelovigen (schijngelovigen) moeten weten dat hen het vuur wacht van de eeuwige bestraffingen (Hebr. 10:27,29-31; Op. 20:10,15). De gelovigen moeten weten dat hun dienst aan de Heere God getest wordt en alles wat geen waarde had verbrand wordt (1 Kor. 3:10-15).

Samenvatting
- Gelovigen moeten onder de beproevingen niet moedeloos worden, maar zien op de geloofshelden van vroeger. Wij moeten bovenal het voorbeeld volgen van de Heere Jezus, de Leidsman en Voleinder van het geloof, Die het doel altijd voor ogen hield.
- Beproevingen bewijzen dat wij zonen van God zijn en ze helpen ons om deel te krijgen aan Gods heiligheid (vers 7-13). Ook als wij vervolgd worden, moeten we wel proberen de vrede te bewaren met alle mensen, zonder hierbij het najagen van heiligheid op te geven.
- Alleen wie in heiliging volharden zullen de Heere zien. Ezau is het voorbeeld van ontrouw en geloofsafval (vers 14-17). Vanwege onze heerlijke toekomst mag er geen bitterheid of verwarring onder ons zijn; hoe hoger de roeping, hoe hoger de plicht.
- De gelovigen hebben een volkomen andere positie dan de Jood onder de wet (vers 18-21). Wij zijn burgers van een hemels rijk. Als onder de wet van Mozes niemand ontkwam aan Gods toorn, hoeveel te minder als men ongehoorzaam is aan het evangelie van Gods Zoon uit de hemel (vers 26,27). Er is altijd genade, blijf dus steeds volharden (vers 29).
‘Te vaak schreeuwen wij het uit om verlost te worden van de straf, in plaats van de zonde die erachter zit. Wij ontsnappen liever aan de dingen die ons veel pijn doen, dan aan de dingen die de Heere God pijn doen.’ (G. Campbell Morgan)
Met dank aan en toestemming van dhr. J. Schep geplaatst. Zie ook: www.johan-linda.com