Het contrast tussen het oude en het nieuwe verbond

De bijzondere gevolmachtigde: Over de bijzondere positie van de apostel Paulus. Deel 11.

‘… Hij heeft ons namelijk bekwaam gemaakt om dienaars van het nieuwe verbond te zijn, niet van de letter, maar van de Geest; want de letter doodt, maar de Geest maakt levend. … Daarom, aangezien wij deze bediening hebben naar de barmhartigheid die ons bewezen is, verliezen wij de moed niet(2 Kor. 3:6; 4:1).

Paulus plaatst het werk van het nieuwe verbond tegenover het oude verbond.

Het oude verbond is een verbond van letters, dat wil zeggen van geboden en bepalingen, hoewel het ook door de Geest geïnspireerd was.

Het nieuwe verbond wordt echter expliciet een verbond van de Geest genoemd. Want hier bewerkt de Heilige Geest de wedergeboorte en haalt ons binnen in het nieuwe verbond. De wet is in het hart van de gelovigen gelegd, ze hebben een levende relatie met God. Het is de Geest die ons aanspoort om de wet te vervullen (Rom. 8). En Paulus ziet zichzelf als dienaar van dit nieuwe verbond van de Geest.

De bediening van het Oude Verbond beschouwt hij als de bediening van de dood, als een vergankelijke bediening met letters in stenen gegrift. Als beeld daarvan noemt hij de heerlijkheid van het gezicht van Mozes, wanneer hij uit de nabijheid van God terugkwam; maar deze glans verdween steeds weer (2 Kor.3:7,11).

Paulus verklaart nu, met het oog op het nieuwe verbond: ‘Maar nu zijn wij ontslagen van de wet, gestorven aan dat waaraan wij vastgebonden zaten, zodat wij in nieuwheid van Geest dienen, en niet in oudheid van letter’ (Rom. 7:6).

Merk op dat hij het oude oud en het nieuwe nieuw noemt

Uitgerekend de Brief aan de Hebreeën bevestigt dat nogmaals. ‘Als Hij spreekt van een nieuw verbond, heeft Hij daarmee het eerste voor verouderd verklaard. En wat oud is verklaard en wat veroudert, staat op het punt te verdwijnen’ (Hebr. 8:13).

Paulus ziet dus de wet van het oude verbond als tijdelijk en voorbijgaand, het nieuwe verbond als blijvend: ‘De wet van de geboden, die uit bepalingen bestond, [heeft … weggedaan], opdat Hij die twee in Zichzelf tot één nieuwe mens zou scheppen en zo vrede zou maken, en opdat Hij die beiden in één lichaam met God zou verzoenen door het kruis, waaraan Hij de vijandschap gedood heeft’ (Ef. 2:15-16).

Dit besef en deze houding van geloof zijn erg belangrijk en zijn in de kerken niet waargenomen. Men is onbewust een dienstknecht van het oude verbond en van de letter van de wet gebleven. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat in veel kerken van oudsher wordt geleerd dat men door werken in de hemel komt of dat de doop beslissend is voor de verlossing. In mijn jonge jaren in de kerk heb ik nooit gehoord dat ik alleen uit volkomen genade door het geloof in Jezus gered kon worden. Integendeel: het gebed werd de basis voor de verlossing, plus een beetje Jezus.

Zo zijn ondraaglijke lasten opgelegd aan de leden van kerken en christelijke gemeenschappen, die zij niet konden dragen, in plaats van het nieuwe verbond met zijn eisen en verordeningen uit te leggen en hen daarin te sterken.

Paulus vermaant ons: ‘Sta dan vast in de vrijheid waarmee Christus ons vrijgemaakt heeft, en laat u niet weer met een juk van slavernij belasten’ (Gal.5:1).

De heerlijkheidskracht van het Evangelie

Hierop voortbouwend legt de apostel Paulus uit: ‘Wij allen nu, die met onbedekt gezicht de heerlijkheid van de Heere als in een spiegel aanschouwen, worden van gedaante veranderd naar
hetzelfde beeld, van heerlijkheid tot heerlijkheid, zoals dit door de Geest van de Heere bewerkt wordt’ (2 Kor.3:18).

Waar zien wij iets van de heerlijkheid van de Heere?

‘De hemel vertelt Gods eer’ (Ps. 19:2). ‘Heel de aarde is vol van Zijn heerlijkheid!’ (Jes. 6:3).

Jakob Böhme zei: ‘Open uw ogen en u zult zien: De wereld is vervuld van God.’ Maar er is ook een heerlijkheid die de kracht heeft om te veranderen, en dat is als je ernaar kijkt. Dit is de concentratie van de heerlijkheid van het Evangelie. Paulus spreekt in dit verband over ‘De verlichting met het Evangelie van de heerlijkheid van Christus, Die het beeld van God is’ (2 Kor. 4:4), en over ‘Het Evangelie van de heerlijkheid van de zalige God, dat mij toevertrouwd is’ (1Tim. 1:11).

En zo leert 2 Korintiërs 3:18 ons drie dingen:

  • 1. ’Wij allen nu, die met onbedekt gezicht de heerlijkheid van de Heere aanschouwen …’ – Wij allen zien Gods heerlijkheid met onbedekt gezicht-. Dit geeft aan dat wij, in tegenstelling tot de onbekeerde staat, nu verlicht zijn en ziende zijn geworden.
  • 2. ’… worden van gedaante veranderd naar hetzelfde beeld, van heerlijkheid tot heerlijkheid …’ Door de heerlijkheid van de Heere te aanschouwen in Zijn Woord, worden wij veranderd, van heerlijkheid tot heerlijkheid. Dit betekent dat wij altijd opnieuw in het Woord van God moeten kijken. Niets verandert ons meer dan het Woord van God en Zijn kracht.
  • 3. En dit gebeurt door de kracht van de Heilige Geest, die het Woord van God heeft geïnspireerd en altijd in het leven roept, omdat Hij de Scheppergeest is ‘als door de Heere, de Geest’.

Hieruit kunnen wij leren dat het kijken in het Woord, het bewegen van het Woord, het nadenken erover, het bestuderen en vergelijken en het biddend lezen ervan, ons innerlijk verandert.

Tot zover deel 11 van “De bijzondere gevolmachtigde: Over de bijzondere positie van de apostel Paulus.” Met toestemming overgenomen uit “Middernachtsroep” 2022-10. Geschreven door Norbert Lieth.

Vergelijkbare berichten