De dag van onze Heere Jezus Christus

De bijzondere gevolmachtigde: Over de bijzondere positie van de apostel Paulus. Deel 10.

Wanneer Paulus spreekt over de ‘dag van Jezus’ of over de ‘dag van Christus’ of over de ‘dag van onze Heere Jezus Christus’ (Filipp. 1:6; 1:10;2:16; 1 Kor. 1:8), dan bedoelt hij daarmee waarschijnlijk de komst van Jezus voor Zijn gemeente: ‘… dat wij uw roem zijn, zoals ook u onze roem bent op de dag van de Heere Jezus’ (2 Kor. 1:14).

En dit is een speciale boodschap die alleen aan hem is gegeven. Alleen hij spreekt op deze manier tot de gemeente. De andere apostelen spreken alleen over de ‘dag van de Heere’.

Waarom?

Omdat de apostelen voor de Joden Israël in gedachten hebben –zijn geschiedenis en toekomst–, zien zij de ‘met Israël verbonden dag van de Heere’. Ze beschrijven enerzijds de tijd omstreeks 70 n. Chr. en anderzijds de tijd van de apocalyps. Paulus spreekt weliswaar ook over de dag van de Heere, maar hij maakt duidelijk een onderscheid tussen de dag van Jezus of de dag van Christus.

Paulus ziet de gemeente expliciet als het Lichaam van Christus en spreekt over de Heere als de Verlosser die komt voor Zijn gemeente en over de vereniging van het Lichaam, de Gemeente met het Hoofd.

Hiermee wordt ook duidelijk dat er een onderscheid is tussen de dag van de Heere als dag des oordeels ter oprichting van het Messiaanse rijk en de dag dat Jezus Zijn gemeente ophaalt.

Jezus heeft een bijzondere relatie met de gemeente vandaag. Wat een levende hoop hebben wij toch en wat voor een bijzondere positie heeft de gemeente toch binnen het heilsplan van God. Hoe verheven is zij toch door de genade van onze Heere Jezus Christus. Daarom schrijft Paulus ook: ‘Ons burgerschap is echter in de hemelen, waaruit wij ook de Zaligmaker verwachten, namelijk de Heere Jezus Christus’ (Filipp. 3:20).

Over de dag van de Heere zegt hij echter: ‘Want u weet zelf heel goed dat de dag van de Heere komt als een dief in de nacht. Want wanneer zij zullen zeggen: Er is vrede en veiligheid, dan zal een onverwacht verderf hun overkomen, zoals de barensweeën een zwangere vrouw, en zij zullen het beslist niet ontvluchten.

Maar u, broeders, bent niet in duisternis, zodat die dag u als een dief zou overvallen. U bent allen kinderen van het licht en kinderen van de dag. Wij zijn niet van de nacht en ook niet van de duisternis. … Want God heeft ons niet bestemd tot toorn, maar tot het verkrijgen van de zaligheid, door onze Heere Jezus Christus’ (1 Thess. 5:2-5,9).

Net als in het Jodendom begint de dag van de Heere met de avond en loopt de nacht over in een nieuwe dag. De gemeente is echter niet van de nacht. Jezus heeft ons niet om de tuin geleid, maar in Zijn licht geplaatst. Zo kunnen wij God alleen maar danken voor de onverdiende, onmetelijk grote verlossing door Jezus Christus.

Het cruciale verschil met het evangelie van het koninkrijk

‘Degene wie u nu iets vergeeft, die vergeef ik ook; want ook ik heb, als ik al iets te vergeven heb, het hem vergeven omwille van u, voor het aangezicht van Christus, opdat de satan op ons geen voordeel zou behalen. Want zijn gedachten zijn ons niet onbekend’ (2Kor. 2:10,11).

Paulus heeft het niet over het feit dat als wij niet vergeven, de Heere ons ook niet zal vergeven. Dat was namelijk het evangelie van het koninkrijk en (het) onderscheidt zich van het aanvullende evangelie dat hij van de Heere voor de gemeente ontving (vgl. Matt. 6:15-16;18:21v.v.; Hand. 20:24).

In dit evangelie van het koninkrijk dat in de evangeliën met het oog op het toenmalige Israël werd verkondigd, staat: ‘En vergeef ons onze schulden, zoals ook wij onze schuldenaren vergeven … Want als u de mensen hun overtredingen vergeeft, zal uw hemelse Vader u ook vergeven. Maar als u de mensen hun overtredingen niet vergeeft, zal uw Vader uw overtredingen ook niet vergeven’ (Matt.6:12,14,15).

Vergeving

Aan vergeving waren voorwaarden en werken verbonden. Maar met het oog op de heilstijd van de gemeente en het volle evangelie van de genade zonder werken schrijft Paulus: ‘Maar wees ten opzichte van elkaar vriendelijk en barmhartig, en vergeef elkaar, zoals ook God in Christus u vergeven heeft’ (Ef. 4:32; vgl. Kol. 3:13).

Ook wij worden opgeroepen tot goede werken, maar onder andere voorwaarden. In de heilstijd van de gemeente zijn er geen voorwaarden meer aan de vergeving verbonden. Vroeger werd gelovigen gevraagd te vergeven om vergeving te ontvangen. Het ging om genade en werken. Maar nu wordt ons gevraagd te vergeven, omdat wij vergeven zijn.

Paulus gaat zelfs zo ver dat het voor hem voldoende is als anderen iemand vergeven, en dat hij daarom ook (zelf) wil vergeven. Dit betekent dat hij niet verwacht dat de persoon in kwestie ook nog een keer extra voor hem berouw toont en persoonlijk om zijn vergeving vraagt. Paulus noemt Christus als voorbeeld. Hij heeft Hem voor ogen. Voor Zijn aangezicht schrijft hij dit.

Paulus wil vergeven zoals Jezus vergeeft. Maar hij spreekt ook een waarschuwing uit, namelijk dat wij, bij gebrek aan vergevingsgezindheid, satans doelwit worden en wij onbewust aan zijn kant staan.

Satan haat; de duivel wil vergelden, nooit vergeven. Satan wil gemeenschap afbreken en aanstichten tot vijandschap. Als wij haten, bewijzen wij satan een dienst. We moeten hier niet in het minst in meegaan. Wij zijn als kinderen van het licht in deze wereld geplaatst en Paulus is hiervan een voorbeeld voor ons.

Tot zover deel 10 van “De bijzondere gevolmachtigde: Over de bijzondere positie van de apostel Paulus.” Met toestemming overgenomen uit “Middernachtsroep” 2022-10. Geschreven door Norbert Lieth.

    Vergelijkbare berichten