Paulus’ bekering als profetisch beeld
De bijzondere gevolmachtigde: Over de bijzondere positie van de apostel Paulus. Deel 3.
Het bekeringsverhaal van Paulus in Handelingen 9 geeft ook een samenvatting van waar hij voor stond in zijn leven als apostel.
Ontmoeting met Jezus
Het begon met de vraag van Paulus: ‘Wie bent U, Heere?’ (Hand. 9:5).
C. S. Lewis zei eens: ‘Je kunt niet teruggaan en het begin veranderen, maar je kunt beginnen waar je bent en het einde veranderen.’ Dit is precies wat realiteit werd in het leven van Paulus.
Paulus had veel kwaad gedaan, en dat kon niet ongedaan worden gemaakt – steeds weer getuigde hij daarvan. Maar hij kon terugkeren naar een nieuw begin en zijn einde veranderen. En hij deed dat grondig.
Iedere christen ervaart deze waarheid. Plotseling is er interesse in wie Jezus is, wie Hij werkelijk is. En Hij blijft ons het antwoord niet schuldig. Ik herinner me nog hoe de eerste stappen naar Jezus begonnen met soortgelijke vragen voor mijn vrouw en mij. Wie heeft dit allemaal geschapen? Wat staat ons na het leven nog te wachten? Is er een oordeel? Waar is de hemel? Het antwoord was: ‘Ik ben Jezus …’ Plotseling stond Jezus voor het hart. Iedereen ervaart dit op een verschillende en individuele manier, maar Jezus ontmoet iedereen persoonlijk.
Bekering is roeping
De tweede vraag van Paulus volgde direct op de eerste: ‘Heere, wat wilt U dat ik doen zal?’
Bekering is ook altijd roeping. Je kunt het een niet van het ander scheiden. Vanaf dat moment was Paulus zijn hele leven lang bezig met het doen van de wil van zijn Heere. Iedereen die de goddelijke liefde volledig heeft ervaren, wil zich ook volledig aan die liefde overgeven. Niet: ‘Wat wil ik dat ik doen zal’, maar: ‘Heere, wat wilt U dat ik doen zal?’
Laten wij denken aan Jezus zelf in de hof van Gethsémané: ‘Vader, niet mijn wil, maar Uw wil geschiede’.
De kortste biografie zou op een grafsteen in Engeland staan: ‘Yes, Lord!’ (Ja, Heere) Dit is de gepaste reactie op bekering: ‘Ja, Heere! Mijn leven is van U, met alles wat ik ben en heb. Ik zeg ja tegen Uw wil en ik wil leren mezelf te verloochenen.
Blaise Pascal zei: ‘Er zijn slechts drie soorten mensen: sommigen dienen God omdat zij Hem gevonden hebben; deze mensen zijn verstandig en gelukkig. Anderen zoeken hem, omdat zij Hem nog niet gevonden hebben; zij zijn verstandig, maar toch ongelukkig. Nog anderen leven gewoon hun leven zonder Hem te zoeken; deze mensen zijn dwaas en ongelukkig.’
Ik las een verhaal over een jongeman die beslist voor de armen wilde gaan werken. De pastor vroeg hem wanneer hij deze droom wilde waarmaken. De jongeman antwoordde: ‘Zodra de gelegenheid zich voordoet.’ De pastor antwoordde: ‘De gelegenheid doet zich nooit voor, die is er gewoon!’
Reinhold Ruthe schrijft in ‘Tägliche Audienz bei Gott’ (Dagelijkse audiëntie bij God): ‘Een Russische legende vertelt: De naar de hemel opgevaren Verlosser van de wereld wordt omringd door de engelen. Ze wijzen bezorgd naar de groep van Jezus’ discipelen beneden op aarde. ‘Heere, wat gaat U doen als ze falen? Als ze tevergeefs werken? Welk ander plan heeft de Vader dan?’ Jezus antwoordde: ‘God heeft geen ander plan!’
Toen de Heere later Ananias riep, die Paulus moest helpen, antwoordde deze: ‘Zie, hier ben ik, Heere’ (Hand. 9:10). – De opdracht om de christenvervolger te ontmoeten was niet eenvoudig, Ananias noemde dat ook, maar hij overwon in gehoorzaamheid, ging en op het juiste moment was de kracht en wijsheid er ook.
Zijn wij werkelijk bereid om de belangen van de Heere te behartigen? Bereid om al het andere zoals Paulus achter ons te laten en naar het doel te jagen?
Bayless Conley zegt: ‘Wie zal er naar deze mensen gaan, als jij en ik dat niet doen? Om te zeggen dat ik me niet geroepen voel om naar hen toe te gaan, is vergelijkbaar met een zwemmer van de reddingsbrigade, die aan de oever van een meer staat en zegt dat hij zich niet geroepen voelt iemand te redden die voor zijn ogen verdrinkt.’
Aan het begin van het geestelijke leven van Paulus stond de vraag: ‘Heere, wat wilt U dat ik doen zal?’ En aan het eind van zijn leven kon hij vol overtuiging zeggen: ‘Ik heb de goede strijd gestreden. Ik heb de loop tot een einde gebracht. Ik heb het geloof behouden’ (2 Tim. 4:7).
Opstaan, gaan, luisteren en doen
Het eerste verzoek van Jezus aan Paulus was: ‘Sta op en ga de stad in en daar zal u gezegd worden wat u moet doen’ (Hand. 9:6). Vier dingen verlangde de Heere van hem: ten eerste opstaan, ten tweede gaan, ten derde luisteren, en ten vierde doen.
Voordat Paulus de grote opdracht kreeg om apostel te worden, om door de volkerenwereld te trekken en dertien brieven te schrijven, en voordat zijn evangelie een grote betekenis voor de gemeente uit de volkeren zou krijgen, kreeg hij de opdracht om het voor de hand liggende te doen. Wat Paulus toen te horen kreeg, werd hem niet meer door de Heere zelf gezegd, maar werd hem meegedeeld door een mens, door Ananias.
Zijn wij werkelijk bereid om op te staan, en dan ook te gaan, te luisteren en te doen? Doen wij het voor de hand liggende eerst, datgene wat op onze weg komt, wat de Heere door mensen aandraagt? Misschien is er iemand die u kunt bezoeken, misschien is het een praktische klus in het kerkgebouw, misschien weet u innerlijk dat u een bepaalde persoon moet benaderen en bemoedigen of een bepaald bedrag aan iemand moet schenken.
Wij hebben vaak hoge aspiraties, maar zien de eerste noodzakelijke dingen over het hoofd die de Heere van ons verlangt.
‘Zie, hij bidt’
Paulus bad (Hand. 9:11). Toen de Heere Ananias riep, zei Hij tegen hem over Paulus: ‘Want zie, Hij bidt.’ – De Heere zag dat Paulus bad. En voortaan bleef Paulus een bidder. Dat wil de Heere! Het gebed hoort bij ons leven zoals olie bij de versnelllingsbak; zonder dat loop je spoedig vast.
Het is erg ontroerend, als wij naar het gebedsleven van Paulus kijken. A. W. Tozer schreef treffend: ‘Laten wij onszelf niets wijsmaken: Onze reinheid, onze kracht, onze vroomheid en onze heiligheid zullen altijd slechts zo sterk zijn als ons gebed.’
Het verband tussen doop en bekering
Wij lezen verder: ‘En Ananias ging heen en ging het huis binnen; en na hem de handen opgelegd te hebben, zei hij: Saul, broeder, de Heere heeft mij gestuurd, namelijk Jezus, Die u verschenen is op de weg waarlangs u gekomen bent, opdat u weer ziende zou worden en met de Heilige Geest vervuld zou worden. En meteen vielen hem als het ware schellen van de ogen, en onmiddellijk werd hij weer ziende, en hij stond op en werd gedoopt’ (Hand. 9:17-18).
Reinhold Ruthe stelt de vraag en beantwoordt hem meteen: ‘Wanneer leven wij op? Als de lente de winter verdrijft, als de liefde ons in haar greep krijgt, als Jezus lichaam, ziel en geest totaal verandert, als Zijn Geest ons inspireert’ (‘Tägliche Audienz bei Gott’, 28 april).
De Heilige Geest kwam in het leven van Paulus en nam het vanaf dat moment over. Interessant is de volgorde. Tot dan toe was het: bekering, doop en het ontvangen van de gave van de Heilige Geest (Hand. 2:38; 8:12-16). Nu keerde het tij. Bij Paulus en de daaropvolgende bekeringen was het anders: hij ontving de gave van de Heilige Geest en werd daarna gedoopt. Zo ook later met Cornelius (10:44-47). En zo is het gebleven tot vandaag. Met Cornelius was immers de officiële tijd aangebroken dat de volken aan de gemeente van de Joden werden toegevoegd. Het was de markering dat er heilshistorisch iets veranderd was. Bij de Efeziërs, die discipelen waren van Johannes de Doper, kwam de Heilige Geest opnieuw door handoplegging van de apostel (Hand. 19:1-7). Dit behoorde echter tot de apostolische tekenen (Hebr. 2:4).
Een parallelle passage is Handelingen 22:16, waar Paulus terugblikt op zijn bekering. Daar herinnert hij zich dat Ananias tegen hem zei: ‘En nu, waarom aarzelt u? Sta op, laat u dopen en uw zonden afwassen onder aanroeping van de Naam van de Heere.’
Daarin zien wij hoe nauw doop en bekering in die tijd met elkaar samenhingen. Het feit dat wij die vandaag de dag scheiden, heeft geen Bijbelse basis. Je moet jezelf hoe dan ook bewijzen, met of zonder doop. Maar om dit als een voorwaarde voor de doop te stellen, is niet in overeenstemming met het Bijbelse getuigenis. Integendeel: de doop maakt deel uit van de belijdenis van de bekering en kan de zekerheid van het heil zeer ondersteunen.
Van Jezus getuigen
Na zijn doop staat er verder over Paulus: ‘En meteen predikte hij Christus in de synagogen, dat Hij de Zoon van God is’ (Hand. 9:20). – Hij was meteen christocentrisch gericht.
Wie Jezus heeft herkend en Zijn verlossing heeft ervaren, zal deze Naam willen verkondigen. Alle andere namen doen onder voor Zijn Naam. Jezus steekt verreweg uit boven elke religie; Hij is de Naam boven alle namen. De verlossing ligt niet in de een of andere religie, maar in Zijn Persoon.
Paulus heeft de moed om deze Naam te verkondigen in het hol van de leeuw, namelijk in de synagogen. Het is zo wonderbaarlijk en een teken van bekering dat men direct door de Heilige Geest wordt aangespoord om van Jezus te getuigen.
Hoe verheugend is het om te zien hoe jongeren betrokken zijn bij evangelistische outreaches, hoe gemeenteleden zich inzetten voor evangelisatie en hoe anderen doneren om mensen met het Evangelie te bereiken. Wij willen toch zoveel mogelijk mensen meenemen naar de hemel.
Tot zover de eerste helft van deel 3 van “De bijzondere gevolmachtigde: Over de bijzondere positie van de apostel Paulus.” Met toestemming overgenomen uit “Middernachtsroep” 2022-01 Geschreven door Norbert Lieth.