Uit: Take Heed, door Watchman Nee

De houding die wij aannemen jegens ons aardse vaderland is een punt dat voor ons persoonlijk leven van groot belang is. Jonggelovigen moeten hier mee klaar zien te komen zodat ze niet afdwalen.

De positie van de Here. 

Toen de Here Jezus op aarde was, hield Hij zich niet actief bezig met misdaadbestrijding en wetshandhaving. Hij hield zich niet met het burgerlijk recht bezig of met strafzaken tegen criminelen. In Lucas 12:13-14 lezen wij dat twee broers Hem vroegen de erfenis onder hen te verdelen, maar Hij weigerde daaraan mee te werken. Hij weigerde niet omdat Hij tegen het verdelen van een erfenis was, want in het Oude Testament vinden we een wet die dat voorschrijft. De vraag is dus niet of het juist is om een erfenis te verdelen, maar of de Here de aangewezen persoon is om hem te verdelen. In Johannes 8:3-11 brengen de schriftgeleerden en farizeeën een vrouw die overspel gepleegd had bij Jezus; zij wilden dat Hij haar veroordeelde. Maar de Here bukte neder en schreef met Zijn vinger in het zand. Toen men bleef aandringen, stond Hij op en zei tegen hen: ‘Wie van u zonder zonde is, werpe het eerst een steen naar haar’ (v. 7). Toen zij dat hoorden, gingen ze één voor één weg. En de Here zei tegen haar: ‘Ook Ik veroordeel u niet: Ga heen, zondig van nu af niet meer’ (v. 11). Dit betekent niet dat er geen oordeel hoeft te zijn, maar de Here maakte duidelijk dat Hij niet gekomen was om (in die tijd) te oordelen of de wet te handhaven. Hij houdt Zich niet bezig met wetshandhaving. 

   Op aarde was Jezus een zachtmoedig en nederig Mens. Hij zocht geen aardse grootheid in de vorm van een hoge positie of invloed. Het Joodse volk wilde een aardse koning van Hem maken; zij wilden Hem zelfs met geweld meevoeren om Hem koning te maken; maar Jezus verhinderde bewust hun pogingen om Hem koning te maken door Zich terug te trekken in het gebergte, geheel alleen (Joh. 6:15). In schril contrast hiermee staan de katholieke paus en zijn staf. Zij zijn zeer actief betrokken bij politieke en andere seculiere activiteiten. Onze Here hield zich echter niet met politiek bezig; Zijn werk was geestelijk van aard, niet politiek. Toen Hij Jeruzalem binnenreed op een ezelsveulen, kwam Hij niet met pracht en praal maar in nederigheid. De Joden wilden Hem doden omdat Hij zei dat Hij de Zoon van God was. Hij werd zelfs twee keer veroordeeld. De Joodse hogepriester vroeg Hem of Hij de Zoon van God was. Omdat hij niet het gezag had om mensen ter dood te laten brengen (omdat Israël toen een provincie van het Romeinse rijk was), zond de hogepriester Jezus naar de Romeinse gouverneur Pontius Pilatus. Pilatus, die zich niet bezighield met de vraag of Jezus de Zoon van God was, vroeg Hem of Hij de koning der Joden was. Waar de gouverneur – die de Romeinse bezetter vertegenwoordigde – zich druk om maakte, was de mogelijke ontwikkeling van een politiek probleem. Hoe vreemd is het toch dat mensen niet inzien wie de Here Jezus is en wat de aard van Zijn bediening op aarde was. Zij weten niet zeker of Hij tijdens Zijn aardse wandel een politieke figuur was. Gedurende de afgelopen tweeduizend jaar heeft de wereld het christendom op dezelfde manier bekeken. Sommigen zijn van mening dat je religie moet gebruiken om politieke doelen te verwezenlijken. De aanklacht tegen Jezus waardoor Hij aan het kruis kwam te hangen werd in drie talen boven aan het kruis geschreven: ‘Dit is de Koning der Joden.’ Maar de Here was niet geïnteresseerd in politiek; want zei Hij niet expliciet: ‘Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld’? (Joh. 18:36)

Zijn Koninkrijk wordt niet gevonden in de wereld van de politiek, maar juist daarbuiten. Dát is de positie die de Here inneemt in deze belangrijke zaak. In de huidige bedeling der genade (d.i. de genadetijd waarin we nu nog leven) bestuurt de Here de affaires van deze wereld niet direct. Hij wacht tot al Zijn vijanden gemaakt zijn tot een voetbank voor Zijn voeten (Ps. 110:1). Wij ontvangen een onwankelbaar Koninkrijk en moeten daarom dankbaar zijn en God hiervoor op een Hem welbehaaglijke wijze eren (Hebr. 12:28). Wij moeten versterkt worden, blijven bij het geloof, en door vele verdrukkingen het Koninkrijk Gods binnengaan (Hand. 14:24). Deze teksten laten ons zien dat het Koninkrijk Gods niets van doen heeft met de politiek van deze wereld. God is bezig met het vestigen van een Koninkrijk in genade, een Koninkrijk dat mensen uit alle volken omvat. In dat Koninkrijk gaat men binnen door de nieuwe geboorte. Het heeft geen landsgrenzen, geen wapens en geen politieke structuur. Het gebod van God (dat bij dát Koninkrijk hoort) beheerst het gedrag van de mens. Het heet het Koninkrijk der hemelen, omdat de positie van dit Koninkrijk hemels is. Het geeft geen ruggensteun aan enig land in de wereld. Dit Koninkrijk heerst over zijn burgers door geestelijke principes en niet door aardse. Ja, bij de wederkomst van de Here zal Zijn gezag zich uitstrekken over de gehele wereld. Uit Zijn mond zal (uiteraard figuurlijk gezien) een ‘tweesnijdend scherp zwaard’ komen – dat is Zijn woord. Met dat ‘zwaard’ zal Hij de volkeren slaan, en dan zal Hij over hen heersen met een ijzeren staf. Op dat moment zal het gebed dat eeuwen geleden van de lippen van de moordenaar aan het kruis kwam – ‘Jezus, gedenk mijner wanneer Gij in Uw Koninkrijk komt’ – eindelijk verhoord worden. ‘En toen Hij het vijfde zegel opende, zag ik onder het altaar de zielen van hen, die geslacht waren om het Woord van God en om het getuigenis, dat zij hadden. En zij riepen met luider stem en zeiden: Tot hoelang, a heilige en waarachtige Heerser, oordeelt en wreekt Gij ons bloed niet aan hen, die op de aarde wonen?’ (Openb. 6:9-10) Tijdens hun dagen op aarde hadden deze zielen het Lam gevolgd, hun Meester. Zij hadden geen politieke ambitie, noch politieke invloed uitgeoefend. Nu echter is hun gebed gericht op de komst van het Koninkrijk.

De positie van christenen. 

Christenen behoren geen politieke partij op te richten, noch politieke invloed uit te oefenen. Wat de Here zelf deed, kunnen wij ook doen. Zoals Hij leefde, zo leven wij ook. Dat is de positie van christenen. De Here Jezus zei: ‘Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld; indien Mijn Koninkrijk van deze wereld geweest was, zouden Mijn dienaren gestreden hebben’ (Joh. 18:36). Dit bewijst dat Hij niet gekomen was om op aarde een politieke partij op te richten. In Colossenzen 1:13 lezen wij dat God ons verlost heeft uit de macht der duisternis en ons heeft overgebracht in het Koninkrijk van de Zoon zijner liefde. Wij zijn dus een ander Koninkrijk binnengegaan: het Koninkrijk van de geliefde Zoon van God. Het Koninkrijk waartoe wij behoren, is niet politiek maar geestelijk van aard. Het is overigens óók niet religieus van aard. ‘Want wíj zijn burgers van een rijk in de hemelen, waaruit wij ook de Here Jezus Christus als Verlosser verwachten’ (Fil. 3:20). Op welk fundament staan wij christenen? Ons fundament is het feit dat wij burgers van een rijk in de hemelen zijn. Ten tijde van het Romeinse rijk waren er twee verschillende soorten mensen: de burger en de onderhorige. Alleen de burgers hadden burgerrechten. Zij konden meedoen aan verkiezingen en ook zelf verkozen worden. Zij genoten alle voorrechten van hun vaderland en het hele Romeinse rijk. De onderhorigen echter, hadden geen burgerrechten. Zo is het ook met ons christenen. Ons burgerschap is in de hemel, en daar genieten wij rechten. Maar op aarde zijn wij ‘vreemdelingen en bijwoners’ (1 Petr. 2:11; Hebr. 11:13). Hoewel wij burgerrechten gekregen hebben van het land waarin wij leven, zijn wij er niet op gebrand om gebruik te maken van deze rechten. Het enige recht waar wij gebruik van maken is het recht om gehoorzaam te zijn aan de overheid. Wij zijn hemelburgers die de wereld omarmen met de boodschap van het evangelie. Daarom moeten gelovigen wel de overheid gehoorzamen voor zover Gods Woord dat toestaat, maar zij moeten zichzelf niet zien als burgers die burgerrechten hebben in het koninkrijk van deze wereld. Het is waar dat Paulus drie keer gebruikmaakte van zijn rechten als Romeins burger. Maar deze rechten gebruikte hij alleen om de senaat te dwingen zich aan de wet te houden. Men wilde hem zonder proces geselen. En dat was tegen de wet. Daarom maakte bij met tegenzin gebruik van zijn rechten.

Het is belangrijk om op te merken dat dit Koninkrijk van God wel mensen heeft, maar geen grenzen, dat het geboden heeft, maar geen wetten, dat het liefde heeft maar geen wapens. De Here zegt: ‘Gaat dan henen, maakt al de volken tot Mijn discipelen (…)’ (Matt. 28:19a). Dit suggereert dat wij niet tot deze wereld behoren. Onze positie is hemels. De kinderen van God leven vandaag net zo in deze wereld als Mozes toen hij rondzwierf door het land Midjan, of als Israël toen het voor een bepaalde tijd in Egypte verbleef; wij proberen, net als dezen die ons voorgingen, onze buren te behagen en te helpen. Gedurende deze tweeduizend jaar zijn Gods kinderen steeds weer actief bezig geweest met de dingen van deze wereld. Zij gingen stemmen en betraden met genoegen het gebied van de wereldse politiek. Een Engelsman zei eens dat hij nu zestig jaar een gelovige was, en dat hij niets van stemmen wist. Hij stond waarlijk buiten enig aards koninkrijk. Wanneer wij dit principe goed begrijpen en leven in het geestelijk, hemels Koninkrijk, dan zullen wij intuïtief aanvoelen dat alle politieke activiteiten van de roomse kerk verkeerd zijn. In de tijd van de apostelen waren er in vele plaatsen gelovigen. Er waren bijvoorbeeld zoveel gelovigen in Rome dat men er tienduizenden moest vermoorden om van ze af te komen. Maar de apostel buitte die grote menigte van gelovigen niet uit door ze tot de een of andere politieke partij te organiseren. En hij maakte ook geen gebruik van een of meerdere van de vele christelijke gemeenten om politieke invloed te verkrijgen of uit te oefenen. Toen Paulus, de hoofdman van het Romeinse legioen soldaten in Jeruzalem, Claudias Lysias, vroeg of hij de Joden mocht toespreken, vroeg deze hem: ‘Zijt gij dan niet de Egyptenaar, die dezer dagen oproer maakte en de vierduizend bandieten deed optrekken naar de woestijn?’ (Hand. 21:38) De mensen denken altijd dat iemand die zoveel mensen achter zich heeft die zijn leer volgen, de een of andere politieke macht heeft. Maar Paulus buitte zulke situaties nooit uit om er politiek voordeel mee te doen. De roomse kerk echter heeft de massa katholieke gelovigen vaak gemanipuleerd om zo een basis te hebben voor het uit kunnen oefenen van politieke macht. Vandaag moeten wij de positie die Paulus innam opnieuw innemen, en die positie is: volledig buiten de politiek staan.

Christenen hebben slechts één doel, en dat is een geestelijk leven leiden en de nadruk leggen op de genade van God in deze bedeling (tijdsperiode). Overeenkomstig het gebod van de Here moet de christelijke reactie er een zijn van genade, niet van gerechtigheid. Men moet mensen de linkerwang toekeren als men op de rechterwang geslagen wordt. Maar als wij dat moeten doen, hoe kunnen wij dan ooit een politiek leider of heerser zijn? Een persoon kan nooit een heerser zijn wanneer hij leeft, handelt en reageert volgens het principe van genade en niet volgens het principe van gerechtigheid. Als hij het principe van gerechtigheid volgt, kan hij geen goed christen zijn; hij kan dan niet reageren zoals een christen zou moeten reageren. De volgeling van Christus kan dus geen heerser zijn. Het is waar dat mensen zoals Jozef, Daniël, Ester en Mordechai heersers waren. Maar zij zochten die positie niet zelf. Zij waren gevangenen in een vreemd land en hadden geen keuze in dit soort zaken. De Bijbel leert ons hoe wij goede mensen kunnen zijn; hij rept met geen woord over hoe wij wereldse heerschappij kunnen uitoefenen. Daar komt nog bij dat alle landen op deze aarde worden geregeerd door de boze.

Dit artikel is met toestemming overgenomen van watchman-nee.nl

Vergelijkbare berichten