Deel 2: El-Shaddaï
Vervolg op het tweede tekstgedeelte van deel 2.
Ontlediging
Dit is een oud Nederlands woord. Jezelf leegmaken, dat is de keerzijde van God de Algenoegzame. We zagen dat Abraham moest beseffen dat hij zelf niets kon inbrengen om Gods beloften te realiseren. Hagar en Ismaël waren grote fouten. Hoe minder ontledigt wij zijn, hoe minder God kan doen. Hoe trotser en zelfgenoegzamer wij zijn hoe minder God kan doen. Zo komt het dat deze naam van God, El Shaddaï ook voorkomt rond thema’s als oordelen, straffen en reinigen.
We horen Naomi in Ruth 1:20: ’Maar zij zei tegen hen: Noem mij niet Naomi, noem mij Mara, want de Almachtige heeft mij grote bitterheid aangedaan’.
Soortgelijk horen we Job, hoe vroom en rechtvaardig hij ook was, voor de Heere God was ook Job een zondaar en dan reageert Job op gegeven moment me de woorden in Job 42:5,6
’Alleen door het luisteren met het oor had ik U gehoord, maar nu heeft mijn oog U gezien.
Daarom veracht ik mijzelf en ik heb berouw, op stof en as’.
Paulus zet het lijden ook in datzelfde licht in Efeze 3:13-20:
‘Daarom vraag ik u dat u de moed niet verliest vanwege mijn verdrukkingen omwille van u, want dat is uw heerlijkheid. Om deze reden buig ik mijn knieën voor de Vader van onze Heere Jezus Christus, naar Wie elk geslacht in de hemelen en op de aarde genoemd wordt, opdat Hij u geeft, naar de rijkdom van Zijn heerlijkheid, met kracht gesterkt te worden door Zijn Geest in de innerlijke mens, opdat Christus door het geloof in uw harten woont en u in de liefde geworteld en gefundeerd bent, opdat u ten volle zou kunnen begrijpen, met alle heiligen, wat de breedte en lengte en diepte en hoogte is, en u de liefde van Christus zou kennen, die de kennis te boven gaat, opdat u vervuld zou worden tot heel de volheid van God. Hem nu Die bij machte is te doen ver boven alles wat wij bidden of denken, overeenkomstig de kracht die in ons werkzaam is.’
Het is hetzelfde thema als wat we in het N.T. tegen komen, wanneer we van de landman horen dat die moet snoeien, opdat we meer vrucht zullen dragen (Johannes 15:2).
Dus het lijden van gelovigen is een instrument in Gods hand om hen tot verootmoediging te brengen. Let op, ik zeg niet: ‘al het lijden’, maar wel dat God dat gebruiken kán opdat Hij Zich als de Algenoegzame God kan openbaren en bewijzen. Alle dingen werken mede ten goede, tenminste voor degenen die God liefhebben.
In het boek Openbaring komt de naam ‘ Almachtige’ voor in relatie tot al de oordelen die we daar horen. ‘de toorn van een Almachtige God’. Dit is het tegenovergestelde van het geven van zegeningen. Zegeningen voor wie zichzelf vernederd, ontledigd, maar oordelen over hen die op zichzelf willen blijven staan en zich voor God niet willen vernederen.
We gaan naar een andere naam, ons zeer bekend, Immanuël
We horen deze naam of beter deze uitdrukking in het O.T. op drie plaatsen: Jesaja 7:14; 8:8 en 10. Let op, in vers 7:14 en 8:8 heeft men van het Hebreeuws een naam gemaakt, Immanuel. In vers 10 heeft men het vertaald met de woorden: ‘want God is met ons’.
De uitdrukking Immanuel wordt gewoonlijk verklaard als een geloofsuitspraak, dan gebruiken we de naam Immanuël. Dit is echter niet uit de tekst te halen, ze is exegese, dus Bijbeluitleg. Vergelijk vers 8 met vers 10. Wanneer vers 8 net zo vertaald zou worden als vers 10 dan is dat ongerijmd. Dan komt het oordeel, ….want God is met ons. In vers 10 past ‘want God is met ons’ wel, want daar gaat het om redding en bewaring.
Is het een zegen of een vloek?
Dit is een riskante zaak, zouden we onze gemeente bij een vloekwoord noemen? Als de vertaling klopt, en doet hij: ‘want El is met ons’? Dan moeten we de vraag stellen, wie wordt met El bedoeld?
Ik heb de vorige keer verteld dat el god betekent, zoals mens een verzamelbegrip is. Er zijn veel goden of godheden. Om wie gaat het in deze bede ‘want El is met ons’. Gaat het om de Heere God of om één of andere godheid? Wanneer we de beide hoofdstukken lezen Jesaja 7 en 8, dan hebben we te maken met oordeel aankondigingen. Het is lastig om te midden van oordeelsaankondigingen op bijstand van God te rekenen.
Als God Zijn straf uitgiet kun je Hem moeilijk vragen je te helpen Zijn straf te dragen, maar dat is juist wat hier wel gebeurd.
God moet straffen, oordelen, maar geeft -temidden van die oordelen- hoop en perspectief; zo is God vol liefde en genade. Te midden van de straf, de oordelen, wordt aan het in nood verkerende volk van Juda uitkomst beloofd: ‘God zal met je zijn’ of als bede voor die moeilijke tijd ‘moge God met jullie zijn’, dan is Immanuël dus niet een naam, maar een bede.
In het N.T. komen we die uitdrukking opnieuw tegen in Mattheüs 1:23: ‘Zie, de maagd zal zwanger worden en een Zoon baren, en u zult Hem de naam Immanuel geven; vertaald betekent dat: God met ons’.
Nu wordt, zo hoop ik, deze tekst uit Mattheüs ons nog meer dierbaar. We leven immers onder het oordeel van God, net als het volk Juda dat bedreigt werd. De zonde zal ons volledig verderven, maar te midden van dat verderf dat gaande is, is aan ons Iemand gegeven, beter, God heeft Zichzelf gegeven, Hij is met ons. De bede ‘moge God met ons zijn, nu we onder zo zware nood en oordeel leven’, is vervuld: in Christus is God met ons. Hij heeft Gods oordeel gedragen waardoor wij vrijuit mogen gaan.
De uitdrukking Immanuël, want God is met ons, geeft precies weer wat we zijn, verloren mensen, levend onder de dreiging van Gods rechtvaardige oordeel. Maar in dit oordeel was Hij ons zo nabij dat Hij die straf voor ons gedragen heeft.
Het gaat dus niet om een mooie troostvolle gedachte, hoewel dat er natuurlijk wel bij zit. Het gaat om God die onnavolgbaar in onze plaats is gaan staan.
Tot zover het derde en tevens laatste tekstgedeelte van deel 2 van “Namen van God”-El-Shaddaï. Hiermee komen we aan het einde van de studie over “Namen van God”, die in 2×3 tekstgedeelten geplaatst is.
Met dank aan en toestemming van Dhr. H. Schouten overgenomen van www.bijbelenprofetie.com