Deel 2: El-Shaddaï
Vervolg op het eerste tekstgedeelte van deel 2.
Er is echter een andere vertaling mogelijk voor El Shaddaï
De naam komt 48 keer voor in de Bijbel, een ander eraan verwant woord komen we 24
keer tegen, het woord ‘shad’ en dat wordt vertaald door ‘borst’. Dan wordt Shaddaï
‘iemand die voedt’. Iemand die machtig is te schenken, geven, voeden, bevredigen. Dan
wordt God de overvloedig schenkende. Hij schenkt Abraham en Sara, zoals Hij heeft
beloofd nageslacht.
El Shaddaï is de God die zegent, zegeningen geeft. We zien dat heel mooi uitgedrukt in
Jesaja 60:15,16: ‘In plaats van dat u verlaten en gehaat bent geweest, zodat niemand door u heen trok, zal Ik u tot een eeuwige glorie maken, tot een vreugde van generatie op generatie. U zult de melk van de heiden volken zuigen, ja, u zult aan de borst van koningen zuigen; dan zult u weten dat Ik, de HEERE, uw Heiland ben, en uw Verlosser, de Machtige van Jakob”.
Hier zien we de gedachte van zegen en moederborst direct verbonden met God die voor
die zegen zal zorgen.
In een oudere vertaling dan de Vulgata, die wordt de Septuaginta genoemd ik noemde
hem al. Deze Septuagint is een vertaling van het O.T is maar dan in het Grieks. Volgens de
overlevering door 70 joden op 70 eilandjes in de Nijl gemaakt, wordt het woord Shaddaï,
Hebreeuws, vertaald naar het Grieks. El Shaddaï, God de Almachtige, maar beter God de
Algenoegzame, die boven alle wetmatigheden uitstijgt en voor ons wil zorgen. Is dat niet
schitterend? We lezen in Jesaja 66:10-12:
‘Verheugt u met Jeruzalem en juicht over haar, gij allen die haar liefhebt. Verblijdt u over haar met blijdschap, gij allen die over haar treurt, opdat gij zuigt en u laaft aan haar vertroostende borst, opdat gij met volle teugen u laaft aan haar rijke moederborst. Want zo zegt de HERE: Zie, Ik doe haar de vrede toestromen als een rivier en de heerlijkheid der volken als een overvolle beek; dan zult gij zuigen, gij zult op de heup gedragen en op de knieën gekoesterd worden’.
In diezelfde Septuagint zien we letterlijk dat het woord Shaddaï een aantal keren vertaald wordt door ‘Ikanos’ en Ikanos wordt inderdaad ook vertaald met ‘Algenoegzaam’.
Isis en Artemis
Opmerkelijk genoeg vinden we de voorstelling van een God met borsten ook in het heidendom. Waarbij we moeten oppassen dat we tot heidendom verleidt worden, maar anderzijds moeten we beseffen dat in veel heidendom er resten leven van authentieke Godsopenbaring. Afgoden worden in de Bijbel soms ‘sheddim’ genoemd, (afgodische) werktuigen van de natuur die zegen zouden geven aan de mens in de vorm van regen, opbrengst van het land etc. De Egyptische goding Isis was overdekt met borsten omdat alle dingen door haar worden onderhouden en gevoed.
Hetzelfde zien we bij de Griekse Godin Artemis, of Diana die we ook in Handelingen 19
tegenkomen. Zij wordt ook alzijdige natuur of moeder van alle dingen genoemd. We zien ook deze Diana afgebeeld met een veelheid van borsten.
Akker
Ook het Hebreeuwse woord voor ‘akker’ is verwant aan Shaddaï. Dat is Sadeh. Het is de akker als bebouwde aarde die het leven voedt.
Wanneer we dit nu zien kunnen we wellicht beter de betekenis van de naam El Shaddaï begrijpen. God de Almachtige zeker, maar nog mooier God de Algenoegzame. Hij is instaat om over iedere hinderpaal heen te komen, de dingen te doen die ons onmogelijk zijn zoals een geboorte wekken uit twee hoogbejaarde mensen die allang verstorven zijn. Hij kan overvloed schenken waar al onze mogelijkheden uitgeput en opgebrand zijn. Hij zorgt met voeding en zegen in velerlei vorm.
Onze God kan zalig maken waar de dood leek te heersen, ons opwekken tot nieuw leven. Hij is de overvloedige bron van milde zegeningen.
Hij kwam bij Abraham en Sara, twee uitgebluste mensen.
Er moet gesnoeid worden
We gaan nog meer lessen trekken. We zien een echtpaar dat alles had verlaten omdat zij de roepstem van God vernomen hadden. We kennen de geschiedenis van Abraham en Sara, wanneer de Heere God opnieuw aan Abraham verschijnt verzucht deze: (Genesis 17:18) ‘Och, zou Ismaël voor Uw aangezicht mogen leven!’
Maar dan even daarvoor:
Toen wierp Abraham zich met zijn gezicht ter aarde en lachte. Hij zei in zijn hart: Zal bij een
honderdjarige een kind geboren worden en zal Sara, die negentig jaar is, baren?
We zien een mengsel van geloof en ongeloof, Paulus schrijft over Abraham in Romeinen 4:19-21
‘En niet verzwakt in het geloof, heeft hij er niet op gelet dat zijn eigen lichaam reeds verstorven was –hij was ongeveer honderd jaar oud– en dat ook de moederschoot van Sara verstorven was. En hij heeft aan de belofte van God niet getwijfeld door ongeloof, maar werd gesterkt in het geloof, terwijl hij God de eer gaf. Hij was er ten volle van overtuigd dat God ook machtig was te doen wat beloofd was. Daarom ook is het hem tot gerechtigheid gerekend.’
Zelfs de Hebreeënbrief vermeldt het geloof van Sara in de galerie van geloofshelden (Hebreeën 11:11)
Het is in die situatie waarin het wachten oude beloofde zoon alle grenzen is gepasseerd dat God zich aan Abraham bekend maakte als El Shaddaï. Ze moesten leren dat alleen God datgene wat Hij belooft kan geven. Hun eigen inbreng bracht de zoon van het vlees, met de zorgen tot vandaag, Ismaël. Toen ook Abraham verstorven was, kwam God.
Verstaat u hier iets van het evangelie?
Jacob moest hinkend gemaakt worden voordat hij het beloofde land binnen mocht.
Heel duidelijk voor Jacob niet in eigen kracht.
Voor Abraham en Sara gold dat ook en dat geldt ook vandaag voor ieder mens. De redding is door Jezus Christus, niemand kan daar iets toe bijdragen.
Dat is ook de rijke boodschap van de Sabbat. De Sabbat is beeld van de heerlijke rust die God ons geven zal. Daarom mag je op die dag niet werken, niemand kan die heerlijke rust bewerken, dat is Gods werk. Nu God in Christus dit werk heeft volbracht, nu hoeven we niet meer te leven bij het type, de sabbat onderhouden, we hebben de rust die door God in Christus is gebracht.
Genade, niet uit werken, opdat niemand roeme.
Zo leerde Abraham zijn eigen ongenoegzaamheid, de voosheid van vertrouwen op eigen inbreng, dingen kunnen, eigen inspanningen en de dwaasheid om God voor de voeten te lopen.
God is El Shaddaï, God de Algenoegzame.
Abraham wordt hier ook vermaand in Genesis 17:2
‘wandel voor Mijn aangezicht en wees oprecht’
Het woord oprecht kan beter vertaald worden met ‘met uw gehele hart’ .
Ons geloof en vertrouwen op God moet niet belemmerd worden door vleselijke of zelfgenoegzame hulpmiddelen waartoe Abraham zijn toevlucht had genomen, Hagar en Ismaël.
Hoeveel hulpmiddelen hebben wij inmiddels bedacht om onszelf voor God genoegzaam te
maken? We leven toch netjes, we doen niemand kwaad, we gaan zelfs regelmatig naar de kerk. Nee, we kunnen niets toevoegen tot ons heil, God is de Algenoegzame, El Shaddaï.
Vervolgens leren we hoe God voor ons zijn wil.
God verandert de naam Abram in Abraham, of duidelijker van ‘verheven vader’ tot ‘vader van een menigte’ of ‘vader van vele volken. En wat te denken van de toezegging: ‘Ik zal u uitermate vruchtbaar maken: Ik zal u tot volken maken en er zullen koningen uit u
voortkomen’.
Zulke toezeggingen komen we steeds tegen wanneer we lezen El Shaddaï, of zoals in onze
vertaling God de Almachtige.
Tot zover het tweede tekstgedeelte van deel 2 van “Namen van God”-El-Shaddaï. Volgende week het laatste tekstgedeelte van de studie “Namen van God”.
Met dank aan en toestemming van Dhr. H. Schouten overgenomen van www.bijbelenprofetie.com