Een uitleg van het laatste boek van de Bijbel. Deel 8. Openbaring 1:3-7

Johannes schrijft: ‘Want de tijd is nabij’ (Op. 1:3). Volgens Gods kalender is de geschiedenis van de wereld en van de mensheid met de geboorte van de Heere Jezus, Zijn kruisdood, Zijn opstanding en hemelvaart en Pinksteren niet alleen in een beslissend, maar tevens het laatste, besluitende stadium ingegaan – in de laatste tijd. Daarom staat er: ‘Heeft Hij in deze laatste dagen tot ons gesproken door de Zoon’ (Hebr. 1:2). Bij de uitstorting van de Heilige Geest wist Petrus: ‘Maar dit is wat gesproken is door de profeet Joël: En het zal zijn in de laatste dagen, zegt God, dat Ik zal uitstorten van Mijn Geest op alle vlees …’ (Hand. 2:16-17).

Derhalve is, exact genomen, de geschiedenis van de eindtijd in de zin van het Nieuwe Testament niet pas de geschiedenis van de allerlaatste tijd. Veeleer is de hele nieuwtestamentische heilsgeschiedenis trapsgewijs naar de voleinding toegaande eindtijdsgeschiedenis. Met dit besef leefden ook de apostelen en de eerste christenen. Daarom konden zij – tweeduizend jaar geleden – onmogelijk zeggen: ‘Mijn heer blijft nog lang weg’, zoals de slechte slaaf in Mattheüs 24:48 deed. Ze leefden dus toen al ten volle bewust in het laatste uur, in de eindtijd, en daarom stond die zekerheid in het middelpunt van hun denken. Al sprekende en werkende: Jezus komt! Dat was hun motor.

Vandaag echter leven wij heilshistorisch niet meer in het laatste uur, maar in de laatste seconde! ‘Zie, Hij komt met de wolken. ’

Wie waren de eerste ontvangers van de Openbaring van Jezus Christus door Johannes? Na de geweldige inleiding richt hij zich onmiddellijk tot hen. Het doet bijna oudtestamentisch aan, als hij in vers 4 in briefvorm begint te spreken: ‘Johannes aan de zeven gemeenten die in Asia zijn: genade zij u en vrede, van Hem Die is …’. Wie wedergeboren is, behoort tot deze met bloed gekochte Gemeente en hoort thans de bevestiging van de Heilige Geest in zijn hart, als hij de eerste verheerlijking in de Openbaring leest: ‘En Die ons gemaakt heeft tot koningen en priesters voor God en Zijn Vader, Hem zij de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid. Amen’ (v. 6).

Deze eerste verheerlijking is afkomstig van Johannes, die nog op aarde is, terwijl alle volgende door de verheerlijkte heiligen en de hemelse wezens opstijgen, om God en het Lam te prijzen.

Wat was het geheim van Johannes dat aan hem door de Heere zoveel werd geopenbaard? Geen andere apostel mocht zóveel geweldigs aanschouwen als hij. Als wij ernaar verlangen dat de Heere zich in ons leven kan openbaren, dan zouden we dit geheim van Johannes moeten kennen. Johannes was geen buitengewoon belezen man.  Zijn geschriften getuigen van een kleine woordenschat. Maar Johannes was de enige van de twaalf discipelen, die het bij het kruis van Golgotha heeft uitgehouden, totdat Jezus stierf. Daar is hij, die door de Heere ‘zoon van de donder’ werd genoemd, aan het eigen wezen meegestorven. Zo waagt hij het in zijn Evangelie niet, om in de eerste persoon over zichzelf te spreken, maar schrijft hij in de derde persoon. Hij wil zich niet meer zelf profileren, maar zegt: ‘En die het gezien heeft, die getuigt ervan, en zijn getuigenis is waar, en hij weet dat hij de waarheid spreekt, opdat ook u gelooft’ (Joh. 19:35).

Sinds hij Jezus, het Lam Gods heeft aanschouwd, waagt hij het niet meer om zelf op de voorgrond te treden. Naar de mate waarin wij Jezus hebben aanschouwd en bij Hem in de houding van mee-gekruisigd zijn hebben uitgehouden, wagen wij het niet meer om onszelf op de voorgrond te plaatsen. Allen die bij mensen eer zoeken, hebben Jezus nog nooit gezien! Wie Jezus in Zijn bitter lijden aan het kruis van Golgotha heeft aanschouwd, die heeft een hekel aan zichzelf en treedt op de achtergrond en bidt: Heere, openbaar Uzelf! Zo iemand is geen farizeeër die prat gaat op zijn vroomheid.

Johannes kan er niet omheen om zichzelf af en toe te noemen, wanneer hij wil betuigen wat hij heeft gezien. Maar dan maakt hij een wijde boog om zichzelf heen. Zoals bijvoorbeeld in Johannes 13:23: ‘En een van Zijn discipelen, die Jezus liefhad, lag aan in de schoot van Jezus.’ Daardoor kon de Heere in Openbaring 2:4 door hem spreken: ‘Maar Ik heb tegen u dat u uw eerste liefde hebt verlaten.’ Alleen omdat hij de Heere zozeer liefhad, kon hij spreken van het verlies van de eerste liefde. Wij kunnen andere mensen innerlijk geen millimeter verder brengen – niet door een traktaat noch door een getuigenis –, dan wijzelf zijn.

Het uitgedoofde wezen van Johannes komt wel in het bijzonder ook bij zijn inleiding tot uitdrukking. Want hij zegt in hoofdstuk 1:4 niet iets als ‘Johannes, een apostel en knecht van Jezus Christus, van de moederschoot af uitverkoren’, maar hij noemt eenvoudig zijn naam. Hij ziet dus zelfs af van een ambtsaanduiding, zoals Paulus en Petrus die met recht gebruiken, zodat de ontvangers van de brieven meteen wisten met wie ze te maken hadden. Maar Johannes, die de gekruisigde Christus had gezien en de wederkomende Heere aanschouwt, zegt simpelweg: ‘Johannes aan de zeven gemeenten die in Asia zijn: …’

Daarop aansluitend spreekt hij de zegen van de drie-enige God over de zeven gemeenten uit, waarbij hij eerst God, de Vader, noemt: ‘Genade zij u en vrede, van Hem Die is en Die was en Die komt’. Dan noemt hij de Heilige Geest: ‘En van de zeven Geesten, Die voor Zijn troon zijn’. En dan noemt hij de Zoon: ‘En van Jezus Christus, Die de getrouwe Getuige is, de Eerstgeborene uit de doden en de Vorst van de koningen der aarde’ (v. 5). Hij looft de Zoon: ‘Hem zij de heerlijkheid en de kracht in alle eeuwigheid. Amen’ (v. 6), en direct volgt er dan de Boodschap: ‘Zie, Hij komt met de wolken’ (v. 7).

Niemand op aarde kan de ontmoeting met Jezus Christus ontlopen. Johannes legt de klemtoon in vers 7b er uitdrukkelijk op: ‘en elk oog zal Hem zien [d.w.z. de naties], ook zij die Hem doorstoken hebben [d.w.z. Israël].’ Als Hij met de wolken komt, zal Hij als de ‘getrouwe Getuige’ voor Israël en als de ‘Eerstgeborene uit de doden’ voor de Gemeente verschijnen. Voor de naties komt Hij als de ‘Vorst van de koningen der aarde’. De door Zijn bloed gekochten en Zijn wederkomst worden als het ware in één adem genoemd. Vers 5: ‘Die ons heeft liefgehad en ons van onze zonden gewassen heeft in Zijn bloed’. Vers 7: ‘Zie, Hij komt met de wolken …’Dat geeft te kennen dat de wedergeborene op grond van het bloed van Jezus één lichaam met Hem is!

MIDDERNACHTSROEP 2019-02 WIM MALGO (1922–1992)

Dit artikel is met toestemming overgenomen van Middernachtsroep.

Vergelijkbare berichten