Meditaties over de christelijke toekomstverwachting
> 6-delige serie <
Deel 6. Ik ben de blinkende Morgenster
‘En zo hebben wij het profetische woord des te vaster, en u doet er goed aan daarop acht te geven als op een lamp die schijnt in een duistere plaats, totdat de dag aanbreekt en de morgenster opgaat in uw harten’
(2 Petrus 1:19)
‘En Ik zal hem de morgenster geven’
(Openbaring 2:28)
‘Ik, Jezus, heb Mijn engel gezonden om u deze dingen te betuigen voor de gemeenten. Ik ben de wortel en het geslacht van David, de blinkende morgenster. En de Geest en de bruid zeggen: Kom!’
(Openbaring 22:16-17)
De dag breekt aan
Er zijn in het Nieuwe Testament drie verschillende plaatsen die spreken over Christus’ komst als de Morgenster en het is de moeite waard studie daarvan te maken. De morgenster kondigt het aanbreken van de nieuwe dag aan. Christus is de blinkende Morgenster.
Zijn komst zal een einde maken aan de geestelijke en morele duisternis waarin de wereld nu is gehuld. Zijn terugkeer met grote kracht en heerlijkheid betekent het einde van de nacht van Zijn verwerping. Hij komt als de Morgenster voor Zijn gemeente en daarna zal Hij voor de wereld verschijnen als de Zon der gerechtigheid.

Bij Zijn eerste komst was Christus in morele zin het Licht van de wereld. Het licht scheen in de duisternis, in een wereld die van God was vervreemd en die in geestelijke duisternis was gehuld. Maar de duisternis heeft het niet begrepen, zij heeft het licht afgewezen. Christus is verworpen. Wij leven nu in de periode waarin het nacht is en waarin wij van het waarachtige Licht hebben te getuigen. Als christenen leven wij in een donkere wereld, maar wij weerspiegelen Zijn licht, zoals de maan het licht van de zon weerkaatst (zie o.a. Joh. 1:5; 8:12; 9:5; 12:35-36; Ef. 5:8,14; Fil. 2:15-16; 1 Joh. 2:8).
Gelukkig weten wij dat ‘de nacht ver gevorderd is en dat de dag nabij is’ (Rom. 13:12). Niemand weet precies wanneer het dag zal worden, maar voor ons geldt dat wij waakzaam moeten zijn. Hoewel het nog nacht is, zien wij uit naar de dageraad. Wij wachten op het aanbreken van de nieuwe dag, zoals de wachters op de stadsmuren van Jeruzalem destijds wachtten op de morgen.

De Morgenster en de Zon van de gerechtigheid
Als christenen leven wij in de verwachting van Christus’ komst als de Morgenster voor de Zijnen, maar wij verlangen ook naar Zijn openbare verschijning als de Zon van de gerechtigheid (Jes. 21:11-12; Mal. 4:1-3; Matt. 24:36; Hand. 1:6-7; 2 Tim. 4:8).
Dit laatste aspect van de wederkomst van Christus was al aangekondigd in het Oude Testament. Zijn verschijning als de Zon der gerechtigheid zal een nieuw tijdperk inluiden, de dag van Zijn openbare heerschappij. Als de Morgenster komt Christus voor de gemeente, om haar tot Zich te nemen en in te voeren in het Vaderhuis. De morgenster (d.i. de planeet Venus) wordt vlak voor zonsopgang waargenomen, vóór het aanbreken van de dag.
Als de Morgenster komt Christus onopgemerkt door de wereld, die in slaap verzonken is. Hij komt voor Zijn bruidsgemeente, die Hem verwacht en daarom biddend uitroept: ‘Kom, Heer Jezus!’ Daarop volgen de oordelen van de dag van Christus en Zijn verschijning als de Zon der gerechtigheid. Dan is het dag geworden en begint de periode van de Christusregering, die gekenmerkt wordt door gerechtigheid, vrede en vreugde. Maar Christus verschijnt niet alléén. Al Zijn heiligen komen met Hem en zij verschijnen in dezelfde heerlijkheid.
De komst van Christus als de blinkende Morgenster stelt de gemeente in het bezit van haar eigenlijke hemelse deel. Zijn verschijning als de Zon van de gerechtigheid schenkt al de heiligen het aardse deel dat hun toekomt, omdat zij hier op aarde ook met Hem geleden hebben. De rechtvaardigen stralen ‘als de zon’ in het Koninkrijk van hun Vader. Zij ontlenen hun glans aan Christus, de Zon der gerechtigheid, wanneer zij met Hem in heerlijkheid verschijnen.
En het zijn niet alleen de gelovigen die behoren tot de gemeente, die dan met Christus verschijnen. Ook de oudtestamentische heiligen en de opgewekte en verheerlijkte martelaren uit de Grote Verdrukking verschijnen met Hem en heersen met Hem, de duizend jaren (Zach. 14:5; Matt. 13:43; Openb. 17:14; 19:14; 20:4).

Het Oude Testament spreekt niet over Christus’ komst als de Morgenster. Dat is een verborgenheid die pas in het Nieuwe Testament is onthuld, voornamelijk door Paulus, die heel duidelijk de opname van de gelovigen leert, terwijl Petrus en Johannes enkele malen erop zinspelen.
Het Oude Testament spreekt echter wel nadrukkelijk over de verschijning van Christus als de Zon der gerechtigheid. In feite is dit het grote thema van de oudtestamentische profetie: de komst van de Messias in heerlijkheid om Zijn zegenrijke regering te aanvaarden.
Als zodanig is Hij het Middelpunt van het Vrederijk, de Zon die licht en warmte verspreidt. Deze Zon is een Bron van leven en genezing voor allen die Zijn Naam vrezen. Maar anderzijds blijft er ook niets verborgen voor de gloed van deze Zon. Christus is dan het grote Licht, dat heerschappij voert over de dag en dat de goddelozen verteert (Gen. 1:16; Ps. 19:7; Jes. 60:1,20; Mal. 4:1-3).
Petrus bevestigt in zijn tweede brief, dat de wereld een duistere plaats is. Gelukkig hebben wij als gelovigen te midden van de ons omringende morele en geestelijke duisternis het heldere licht van het profetische Woord. Deze ‘lamp’ wijst ons de weg en richt ons oog op de lichtende morgen. In de wereld blijft het donker, maar het licht van de Schrift bestraalt de gelovigen, ‘totdat de dag aanbreekt en de morgenster opgaat in onze harten’ (2 Petr. 1:19-20).
Met het geloofsoog zien wij al de nieuwe dageraad, de komst van de Heiland voor de gemeente om haar in te voeren in Zijn heerlijkheid en de gebeurtenissen die verband houden met Zijn daaropvolgende verschijning in macht en majesteit. De gedaanteverandering van de Heer op de berg was in feite een voorproef van Zijn verschijning en Zijn heerlijke regering.
Het was een bevestiging, een bekrachtiging van het profetische Woord, de heilige geschriften van de profeten. In het evangelie naar Mattheüs zien wij dan ook dat bij die gelegenheid het gezicht van de Heer straalde ‘als de zon’ (Matt. 17:2).

Het woord dat Petrus gebruikt voor de ‘morgenster’ verschilt van de uitdrukking in het boek Openbaring. In 2 Petrus 1:19 is het letterlijk de lichtdrager of lichtbrenger (Gr. foosforos, Lat. lucifer), in Openbaring 2:28 en 22:16 is het de ochtendster (Gr. aster ho proïnos). De laatste Schriftplaats voegt daar nog het adjectief ‘blinkend’ aan toe, dat ook wordt gebruikt om de kleding van engelen (‘blinkend linnen’) en het reine kleed van de bruid van het Lam aan te duiden (Openb. 15:6; 19:8). De bruidsgemeente zal delen in de glans van Christus’ heerlijkheid.
In de boodschap voor Thyatira geldt de belofte van de morgenster voor de overwinnaars (Openb. 2:26-28). Er is in die brief een tweeledige beloning: in de eerste plaats macht over de volken zoals ook Christus die zal ontvangen, wanneer Hij de volken zal hoeden met een ijzeren staf (vgl. Ps. 2:9). Dat is Zijn openbare heerschappij, waarin de zijnen met Hem zullen delen.
Maar in de tweede plaats horen we hier de belofte van de morgenster: ‘(…) en Ik zal hem de morgenster geven’. Het is Christus Zelf die de beloningen uitdeelt aan de overwinnaars. Het is ook een heel persoonlijk gebeuren, tussen de Heer en onszelf. De Heer staat Zelf ervoor garant dat wij Hem bij Zijn komst zullen zien zoals Hij is, en nauw met Hem verbonden zullen zijn.
Ten slotte is het ook belangwekkend dat de uitdrukking ‘morgenster’ in het Oude Testament wordt gebruikt voor de grote tegenstander van God en van Christus. In de profetie van Jesaja over Babel is sprake van de val van de ‘morgenster’ (Gr. heoosforos), de drager van de morgenstond, de dageraad-brenger (Jes. 14:12 LXX).
De satan was oorspronkelijk een lichtdrager en hij weerspiegelde de heerlijkheid van God (vgl. Ezech. 28:13-14), totdat er onrecht in hem werd gevonden en hij werd verbannen uit Gods directe tegenwoordigheid – hoewel hij als de aanklager van de broeders nog steeds niet uit de hemel is geworpen (Openb. 12:3 vv.). Als de draak staat hij in het laatste Bijbelboek tégenover het Lam, de Heer Jezus Christus. En het licht van het Lam zal uiteindelijk de duisternis verdrijven en de macht van de overste van de wereld voorgoed tenietdoen.
H. Bouter
Met dank aan en met toestemming overgenomen van: dhr. H. Bouter. Zie ook: www.oudesporen.nl/artikelen