Meditaties over de christelijke toekomstverwachting

> 6-delige serie <

Deel 4. Een nieuw begin

‘Zie, ‘Nadat Jezus nu was gedoopt, steeg Hij terstond op uit het water; en zie, de hemelen werden Hem geopend, en Hij zag de Geest van God neerdalen als een duif en op Zich komen; en zie, een stem uit de hemelen zei: Deze is Mijn geliefde Zoon, in Wie Ik welbehagen heb gevonden’.

Mattheüs 3:16-17

Dit is de eerste van een reeks van plaatsen in het Nieuwe Testament, waar sprake is van een geopende hemel. Voor Wie gaat de hemel hier open? Voor de Zoon van de Vader, die altijd al het welbehagen van de hemel was geweest. Hij was Mens geworden en was uit de hemel neergedaald op aarde. De hemel opende zich hier boven Hem om duidelijk te maken dat Hij nog steeds het welbehagen van de hemel was, ook in Zijn vernedering op aarde.

De Heer had Zichzelf door middel van de doop gevoegd bij het berouwvolle overblijfsel van Israël. Was Hij één van hen? Alle ánderen waren zondaars, maar in Hem kon de hemel niets dan volmaaktheid, heiligheid en gerechtigheid ontdekken. Daarom daalde de Geest van God in de gedaante van een duif op Hem neer; en de Vader sprak de woorden: ‘Deze is Mijn geliefde Zoon, in Wie Ik welbehagen heb gevonden’.

Zo was het aan het begin van Zijn openbare optreden en zo blééf het ook. Deze woorden worden nog een keer herhaald op de berg van de verheerlijking, toen de Heer bijna aan het einde was gekomen van Zijn dienstwerk (Matt. 17:5). De doop van de Heer Jezus is een prachtig tafereel, waarbij de Vader, de Zoon en de Heilige Geest waren betrokken. Wij zien hier hoe de goddelijke Drie-eenheid Zich manifesteerde:

  1. de Zoon in Zijn vernedering op aarde,
  2. de Vader die niet kon zwijgen en die de hemel boven Hem opende, en
  3. de Heilige Geest die op deze reine en unieke Mens neerdaalde om Hem toe te rusten voor Zijn levenswerk!

Het was een heel nieuw begin in de geschiedenis van de mensheid, waarbij de hemel ten nauwste betrokken was bij wat hier op aarde gebeurde. De Zoon was gekomen als Getuige van de hemelse dingen (Joh. 3:11-13). Hij kwam om de Vader hier op aarde te verklaren (Joh. 1:18). En bij de doop van Jezus drukte de Vader Zijn zegel op Hem.

Maar helaas, de wereld heeft Hem niet gekend en de Zijnen hebben Hem niet aangenomen (Joh. 1:10-11). De Heer is verworpen en Hij is uiteindelijk aan het kruis genageld. Hij is verhoogd van de aarde, en de hemel heeft Hem opgenomen tot op de tijd van de herstelling van alle dingen, zoals het wordt uitgedrukt in Handelingen 3:21.

Op de Pinksterdag is echter de Heilige Geest uitgestort op aarde en is de gemeente geboren. De verheerlijkte Heer in de hemel heeft de Geest gezonden om de bruidsgemeente bijeen te vergaderen en haar toe te bereiden voor de hemel.

Drie heilsfeiten

Onze positie als volgelingen van Christus wordt nu bepaald door deze drie heilsfeiten, waarvan alleen het láátste nog toekomstig is:

  1. Christus is opgenomen in de hemel nadat Hij de Vader hier op aarde had verheerlijkt in Zijn leven en sterven en het verlossingswerk op het kruis had volbracht. Hij is verhoogd na Zijn diepe vernedering, nadat Hij was neergedaald in dood en graf (vgl. Ef. 4:9).
  2. De Geest is neergedaald uit de hemel om op grond van het volbrachte werk van Christus woning te maken in Gods gemeente en haar toe te bereiden voor de heerlijkheid. Zij zal worden ingevoerd in het Vaderhuis met de vele woningen. De Heilige Geest is het onderpand van het volle heil dat ons ten deel zal vallen bij Christus’ wederkomst.
  3. Christus komt terug uit de hemel, allereerst om de gemeente op te nemen in de hemel en vervolgens om met haar te verschijnen in heerlijkheid en met de heiligen te regeren tijdens het Vrederijk. Hij vestigt dan de heerschappij van de hemel op de aarde, die Hem eens heeft uitgeworpen.

De positie van de discipelen van Christus droeg na de hemelvaart dus een totaal nieuw karakter. Zij hadden te maken met een Heer in de hemel, die gekroond was met heerlijkheid en eer. Met het oog van het geloof zagen zij Hem daar en zij verwachtten Hem ook uit de hemelen. Ondertussen was de Heilige Geest neergedaald uit de hemel, en Hij richtte hun blik op de verheerlijkte Heer.

Het is de Heilige Geest die in ons woont, want deze dingen gelden voor allen die het eigendom van Christus zijn. Hij verbindt ons met Christus en doet ons vol verlangen uitzien naar Zijn wederkomst. Door het geloof richten wij het oog op Jezus (Hebr. 12:1-3). Het is de kracht van de Heilige Geest, die dit bewerkt in de gelovigen. Christus is met heerlijkheid en eer gekroond en is gaan zitten aan de rechterzijde van de troon van de Majesteit in de hemelen.

Als christenen hebben wij dus niet alleen een Vader, maar ook een Heer in de hemelen. Het is de Mens Jezus Christus, die gezeten is aan Gods rechterhand. Daarom leven wij nu onder een open hemel, zoals wij duidelijk zien in het boek Handelingen. Al in het eerste hoofdstuk van dat boek wordt de nieuwe positie van de discipelen duidelijk aangegeven:

  1. zij keken naar de Heer en zagen hoe Hij werd opgenomen in de hemel;
  2. zij zouden niet vele dagen daarna worden gedoopt met de Heilige Geest;
  3. en zij kregen ook te horen dat de Heer die van hen was opgenomen naar de hemel op dezelfde wijze zou terugkomen. Dan zullen Zijn voeten weer staan op de Olijfberg (Zach. 14:4).

Wij zien Jezus

In Handelingen 7 wordt dit nader uitgewerkt: Stefanus keek door de kracht van de Heilige Geest in een geopende hemel en hij zag daar de heerlijkheid van God, en de Zoon des mensen, staande aan Gods rechterhand (Hand. 7:55-56). Dit principe is ook op ons van toepassing, want ‘wij zien Jezus (…) met heerlijkheid en eer gekroond’ (Hebr. 2:9). Wij zien Hem door het geloof, de Heilige Geest richt ons oog op Hem.

Verder blijkt hier, zolang de Heer nog niet is gekomen, dat de ontslapen heiligen met Hem worden verenigd in de hemel. Stefanus riep: ‘Heer Jezus, ontvang mijn geest’ (Hand. 7:59). Zij zijn met Christus in het paradijs tot het ogenblik van de opstanding.

In Handelingen 9 zien wij vervolgens hoe de apostel Paulus de verheerlijkte Heer leerde kennen en vanuit de hemel werd geroepen voor zijn bijzondere taak. Zijn opdracht was te getuigen van de Heer in de hemel, die hij op zo’n unieke wijze had leren kennen, en ook van de hemelse roeping van de gemeente, die één is met haar Hoofd in de hemel.

Paulus’ bekering drukte een belangrijk stempel op zijn leven en zijn bediening. In de brieven van de apostel valt dan ook het volle licht op deze dingen. Hij leefde voortaan in nauwe relatie met zijn hemelse Heer en hij had slechts één doel: Hém te kennen in de heerlijkheid en aan Hém gelijkvormig te worden (Fil. 3).

De hemel ging voor Christus open, maar de hemel gaat ook voor óns open. Dat is een geweldig voorrecht, dat wij niet aan onszelf maar aan Hem te danken hebben. Als de hemel voor ons opengaat, dan wordt de aandacht niet op onszelf gericht. Wij zien de Heer, die de hemel voor ons is binnengegaan en de weg voor ons heeft gebaand. Dat blijkt al uit de geschiedenis van Stefanus, die zijn oog richtte op de Zoon des mensen in de geopende hemel.

De Heer had Zelf al tegen één van de eerste discipelen gezegd, nl. Nathanaël, toen deze Hem erkende als de Zoon van God en de Koning van Israël: ‘Je zult grotere dingen zien dan deze (…); je zult van nu aan de hemel geopend zien en de engelen van God opstijgen en neerdalen op de Zoon des mensen’ (Joh. 1:52). Onze ogen zijn nu gericht op de verhoogde Mensenzoon, zoals wordt bevestigd in de brieven van het Nieuwe Testament. De blik van de engelen, ja, de blik van de hemel is gericht op de Zoon des mensen.

De woorden ‘van nu aan’ komen niet in alle handschriften voor. Zeker is het zo dat de engelen de Zoon des mensen tijdens Zijn leven op aarde hebben gediend; maar de discipelen hebben dat in de meeste gevallen niet waargenomen. Hoewel wij nu door het geloof in de geopende hemel mogen kijken, doelt de Heer hier waarschijnlijk op de tijd van Zijn wederkomst en Zijn regering als de Zoon des mensen over de hele aarde – die verder gaat dan Zijn heerschappij als Koning over Sion.

De ladder die Jakob zag in zijn droom (Gen. 28), zal dan volle werkelijkheid zijn. Er zal harmonie zijn tussen hemel en aarde, een vaste verbinding voor aller oog; en de engelen zullen Hem dienen. Johannes op Patmos keek ook in de geopende hemel en hij was getuige van de toekomstige dingen (Openb. 4:1vv.). Die toekomstige gebeurtenissen bereiken hun hoogtepunt wanneer Christus terugkeert uit de hemel: ‘En ik zag de hemel geopend, en zie, een wit paard, en Hij die daarop zit, heet Getrouw en Waarachtig, en Hij oordeelt en voert oorlog in gerechtigheid’ (Openb. 19:11).

De hemel opent zich dan opnieuw voor Christus om Hem naar de aarde te zenden – nu niet in vernedering, maar in heerlijkheid en majesteit. Hij is de Koning der koningen en de Heer der heren. Gelukkig zijn zij die met Hem zijn verbonden en Hem zullen volgen op Zijn triomftocht!

Wij verwachten Hem nu echter eerst uit de hemelen als Degene die ons redt van de komende toorn, namelijk de oordelen van de eindtijd (1 Tess. 1:10). Hij zal ons invoeren in Zijn heerlijkheid, en zo zullen wij altijd met de Heer zijn (1 Tess. 4:15-18). Daarna zullen wij met Hem vanuit de hemel terugkeren en met Hem in heerlijkheid worden geopenbaard. Leeft deze hoop in ons hart, zodat wij instemmen met de roep van de Geest en de bruid? Dan kunnen wij van harte zeggen: ‘Kom, Heer Jezus!’

H. Bouter

Met dank aan en met toestemming overgenomen van: dhr. H. Bouter. Zie ook: www.oudesporen.nl/artikelen


Vergelijkbare berichten