Meditaties over de christelijke toekomstverwachting

> 6-delige serie <

‘Zie, Ik maak alle dingen nieuw’ Openbaring 21:5

Deel 3a. Uitzicht op het Nieuwe Jeruzalem

‘Nu had hij in zijn bovenvertrek open vensters in de richting van
Jeruzalem. Op drie tijdstippen per dag ging hij op zijn knieën, bad hij
en dankte hij voor het aangezicht van zijn God’
(Daniël 6:11).

De tijden van de volken

Daniël leefde als balling in Babel, ver van Jeruzalem, de stad van de God van zijn voorouders. Er had een grote wending plaatsgehad in de geschiedenis van Gods volk na de val van Jeruzalem en haar verovering door Nebukadnezar, de koning van Babel. Jeruzalem, de uitverkoren stad, was niet langer de zetel van Gods regering op aarde. Het volk Israël was Lo-Ammi geworden, d.i. ‘Niet-Mijn-volk’. God kon het niet langer erkennen als de natie waarmee Hij was verbonden en te midden waarvan Hij Zijn rechtvaardige regering op aarde uitoefende.

In het boek Daniël vinden wij God als de God van de hemel, omdat Hij Zich, om zo te zeggen, van Zijn troon op aarde had teruggetrokken in de hemel. Hij had het bestuur in de handen van een nieuwe heerser gelegd, Nebukadnezar, die absolute heerschappij uitoefende over mens en dier (Dan. 2:37-38). God had Zijn eigen volk en stad in de handen van deze wereldheerser gegeven (Dan. 1:1-2), en daarmee een heel nieuw tijdperk ingeluid, nl. dat van de ‘tijden van de volken’ (Luk. 21:24).

Deze periode waarin niet Israël maar de volken prominent zijn, duurt voort tot de wederkomst van Christus en de vestiging van Zijn rijk. Na het einde van de geschiedenis van de wereldrijken zal de God van de hemel een eeuwig Koninkrijk oprichten, het Koninkrijk van de Zoon des mensen (Dan. 2:44-45; 7:13-14). Dan zal Israël weer worden hersteld als Gods volk en zal Jeruzalem opnieuw het centrum van de wereldheerschappij zijn.

Wij kunnen een lijn trekken van Adam, de eerste machthebber op aarde (Gen. 1:28), via David en Salomo die zetelden op de troon van de Heere te Jeruzalem (1 Kron. 29:23), naar Christus, de ware Vredevorst aan Wie alle dingen in hemel en op aarde zullen worden onderworpen (Ps. 8:7; 1 Kor. 15:24-27). De Christusregering zal een einde maken aan de heerschappij van de volken, die evenzeer hebben gefaald als Israël en de ware God ook de rug hebben toegekeerd.

Christus, de Steen van Daniël 2 en de Mensenzoon van Daniël 7, is het tegenbeeld van Nebukadnezar, het hoofd van de volken, die het morele recht op de wereldheerschappij al snel verloor. Als Zijn rijk komt, dan verschijnen eindelijk gerechtigheid en vrede.

Daniël en zijn vrienden als voorbeelden voor ons

Het boek Daniël is echter niet alleen belangwekkend doordat het ons het verloop van de wereldgeschiedenis tekent. In samenhang met, en ook vaak in contrast tot de geschiedenis van de wereldrijken toont het ons de lotgevallen van het overblijfsel van Gods volk, dat hier wordt voorgesteld in de persoon van Daniël zelf en zijn drie vrienden. Dat maakt dit boek zo interessant, omdat wij in deze trouwe rest van het volk ook een beeld kunnen zien van een Bijbelgetrouwe rest, te midden van een falende christenheid.

Het boek Daniël bevat dan ook vele actuele lessen voor onszélf. Het is immers nu de tijd dat het oordeel begint bij het huis van God (1 Petr. 4:17). Zoals destijds het ontrouwe Israël werd terzijde gesteld, zo staat het oordeel over het huidige getuigenis van God op aarde voor de deur. Wij leven in een ernstige tijd, waarin God zoekt naar een overblijfsel dat vasthoudt aan Zijn Woord, een overblijfsel dat gehecht is aan de plaats waar God Zijn Naam heeft doen wonen (vgl. Openb. 3:8).

Zoals Jeruzalem, de stad van de grote Koning, steeds een belangrijke rol bleef spelen in het leven van Daniël, zo dienen wij grote waarde te hechten aan het hémelse Jeruzalem, d.i. de gemeente van de levende God als de draagster van goddelijk licht hier op aarde (vgl. Matt. 5:14; 1 Tim. 3:15; Hebr. 12:22; Openb. 21:9 vv.).

“Open vensters”

Daniël had open vensters in de richting van de stad Jeruzalem. Als hij bad (hij deed dat driemaal per dag), dan was zijn oog gericht op de stad van zijn voorouders. Zijn hart was op de plaats waar God eens Zijn Naam had doen wonen, de stad van God, die nu veranderd was in een puinhoop. In Daniël 9 zien wij dat hij in zijn gebeden heeft gepleit voor de heilige stad en daarbij rekening heeft gehouden met het profetische Woord (Dan. 9:2). Daarom kreeg hij ook inzicht in het toekomstige herstel van Jeruzalem, zoals wij zien in de bekende profetie over de zeventig jaarweken (Dan. 9:24-27).

Welnu, dit is precies wat onze houding zou moeten zijn ten aanzien van de gemeente als de huidige woonplaats van God in de Geest. Denken wij aan haar welzijn? Gaan haar belangen ons ter harte? Hebben wij ons oog gericht op de gemeente zoals die is naar Gods gedachten, en dat ondanks al het menselijk falen waardoor zoveel mooie dingen in puinhopen zijn veranderd? Als dat zo is, en als wij evenals Daniël pleiten voor de stad en voor het volk van God, dan zal God ons ook een prachtig vergezicht geven ten aanzien van de toekomst van Zijn stad.

Dan mogen wij met het oog van het geloof uitzien naar het nieuwe, hemelse Jeruzalem, dat straks in stralende schoonheid zal neerdalen van God uit de hemel. Het profetische Woord is ook nu nog zeker en vast (2 Petr. 1:19). Gods plannen falen niet en Zijn besluiten ten aanzien van de gemeente, die zo nauw verbonden is met Hemzelf en met de Zoon van Zijn liefde, zullen op glorieuze wijze in vervulling gaan. Het geloof mag daarop bouwen, het heeft ‘open vensters’ in de richting van de heilige hemelstad.

Tot zover het eerste deel van ‘Uitzicht op het Nieuwe Jeruzalem’

H. Bouter

Met dank aan en met toestemming overgenomen van: dhr. H. Bouter. Zie ook: www.oudesporen.nl/artikelen

Vergelijkbare berichten