Meditaties over de christelijke toekomstverwachting
> 6-delige serie <
‘Zie, Ik maak alle dingen nieuw’ – Openbaring 21:5
Deel 2b. Het nieuwe lied klinkt in de hemel en op de aarde
De zingende Heiland
Christus heft nu te midden van Zijn verlosten, die Hij Zijn broeders noemt, het loflied van de verlossing aan. Hij verkondigt de Vadernaam aan Zijn broeders. Dat is het bijzondere voorrecht van de gemeente, die in de tijd van Christus’ verwerping bijeengebracht wordt uit de Joden en uit de volken (Ps. 22:23; Joh. 20:17; Hebr. 2:12). Dit verbindt Psalm 22 heel duidelijk met het nieuwe lied van Psalm 40:4.
Na Zijn opstanding bezingt Christus Gods lof te midden van de verlosten. Hij noemt ons Zijn broeders, en de Vader noemt ons Zijn kinderen. Wij zijn op grond van Zijn volbrachte werk kinderen van God geworden. Christus is verhoord uit Zijn lijden en daarom kan Hij het danklied aanheffen voor Zijn God en Vader.
God heeft Hem geantwoord en Hem verlost uit de banden van de dood. En wij die Hem kennen, mogen met Hem instemmen en Hem de woorden van het nieuwe lied nazeggen. Hij is gestorven voor onze zonden en opgewekt om onze rechtvaardiging. Wij zijn voorgoed met Hem verbonden en door Hem ontrukt aan de macht van de zonde, de dood en de satan. Wij staan op een geheel nieuwe grondslag voor Gods aangezicht.
Daarom kunnen wij zingen over het grote heil dat ons ten deel is gevallen, zoals eertijds Israël aan de overkant van de Rode Zee de jubelzang van de bevrijding zong met Mozes, die het lied aanhief.
In het christendom hebben wij te maken met deze nieuwe dingen, en het nieuwe lied brengt dit op bijzondere wijze tot uitdrukking. Het accentueert namelijk de vreugde en de blijdschap die met deze nieuwe dingen gepaard gaan en die in het hart van de gelovige vanzelf de lofzang doen opwellen.
Zouden wij onze God en Vader niet dankzeggen voor de wonderbare dingen die Hij tot stand heeft gebracht door het werk van Zijn Zoon? Wanneer reeds de eerste schepping een lied tevoorschijn riep, zodat al de zonen van God jubelden (Job 38:4-7), zou dan de nieuwe schepping, waarvan wij de eerste vruchten zijn, geen dank en aanbidding teweegbrengen in de harten?
Nieuwe bedeling-nieuwe verbond-nieuwe schepping…

Wij leven in een nieuwe bedeling en genieten de zegeningen van het nieuwe verbond, dat bezegeld is met het bloed van Christus (1 Kor. 11:25; 2 Kor. 3:6). In Christus zijn wij ook een nieuwe schepping. Het oude is voorbijgegaan, zie, het is alles nieuw geworden (2 Kor. 5:17; vgl. Openb. 21:4-5). Wij zijn Gods maaksel, geschapen in Christus Jezus (Ef. 2:10). Daarom is er in het Nieuwe Testament sprake van een nieuw type mens: ‘één nieuwe mens’, ‘de nieuwe mens’ (Ef. 2:15; 4:24; Kol. 3:9).
Er is nu een nieuwe mens naar het voorbeeld van Christus. De nieuwe mens is in overeenstemming met God geschapen in ware gerechtigheid en heiligheid. De nieuwe mens vertoont méér dan Adam het beeld en de gelijkenis van zijn Schepper. Wij zijn immers verbonden met de opgestane Heer, die als de laatste Adam het Hoofd is van een nieuwe familie. Christus heeft nieuw leven, leven dat afkomstig is van de overzijde van dood en graf, aan het licht gebracht. Door Zijn Geest heeft Hij dit ook geschonken aan de Zijnen, evenals Hij het na Zijn opstanding in de discipelen blies.
Zo kunnen wij wandelen in nieuwheid van leven, dienen wij God in nieuwheid van de geest en niet in oudheid van de letter (Rom. 6:4; 7:6). Onze Heer heeft ons ook een nieuw gebod gegeven (Joh. 13:34; 1 Joh. 2:8). Een nieuwe naam zal ons nog worden geschonken (Openb. 2:17; 3:12). Het nieuwe Jeruzalem, de woonplaats van God en van het Lam, zal onze woonplaats zijn (Openb. 21:2). Deze heilige stad is verbonden met de nieuwe hemel en de nieuwe aarde (2 Petr. 3:13; Openb. 21:1).
Zoals gezegd geeft het nieuwe lied op bijzondere wijze uitdrukking aan de nieuwe dingen die wij door het geloof nu mogen kennen en die straks bij de wederkomst van Christus in heerlijkheid zullen worden gezien.

Het nieuwe lied in het boek Openbaring
De uitdrukking ‘een nieuw lied’ vinden wij in het Nieuwe Testament alleen in het laatste Bijbelboek (Openb. 5:9; 14:3). In Openbaring 5 gaat het om de lofzang van de vierentwintig oudsten in de hemel.
Zij vertegenwoordigen op symbolische wijze de verheerlijkte heiligen, die zich in de hemel bevinden na de opname van de gemeente. Zij zingen niet alleen over hun eigen verlossing door het bloed van het Lam (vgl. Openb. 1:5-6). Het onderwerp van hun lied is veeleer de verlossing van anderen door het kostbare bloed van het Lam: gelovigen uit Israël en uit alle volken van de aarde. Christus is geslacht en Hij heeft voor God gekocht met Zijn bloed uit elk geslacht en taal en volk en natie; en Hij heeft hen voor onze God gemaakt tot een koninkrijk en tot priesters. Bovendien bezingen de vierentwintig oudsten de waardigheid van het Lam Zelf om orde op zaken te stellen op aarde door middel van de oordelen die Hij uitoefent.
Het zal een veelbewogen tijd zijn wanneer de oordelen van Openbaring 6-18 over de aarde komen, maar de gemeente omringt in hemelse rust de troon van het Lam en knielt in aanbidding voor Hem neer. In haar eredienst heft zij het nieuwe lied aan, in het besef dat alle dingen nieuw zullen worden gemaakt door Hem die op de troon zit. Zij is zich ervan bewust dat God ook in die turbulente tijd een volk zal bijeenbrengen, een menigte van verlosten uit Israël én uit de volken, en wel door de prediking van het evangelie van het komende Koninkrijk. Het is goed niet alleen aan onze eigen belangen te denken, maar ook aan die van andere families van verlosten en aan die van de Verlosser Zelf. Dat wordt duidelijk geïllustreerd door de inhoud van dit nieuwe lied van de vierentwintig oudsten.
In Openbaring 14 wordt het nieuwe lied door ándere zangers gezongen, want wij lezen daar dat het wordt gezongen vóór de troon en vóór de oudsten. Het is alsof het nieuwe lied dat eerst gezongen was door de oudsten, weerklank vindt bij anderen. De tonen ervan worden overgenomen door andere heiligen, waarbij wij voornamelijk aan Joodse martelaren zullen moeten denken, alsook aan hun broeders op aarde die de Grote Verdrukking overleven (vgl. Openb. 15:2-3). Dit lied weerklinkt dus zowel in de hemel als op de aarde: vóór de troon wordt het gezongen door zangers die hun getuigenis met hun leven moesten betalen, en op aarde wordt het geleerd door hun broeders die met het Lam op de berg Sion staan.
Dit brengt ons weer terug bij het uitgangspunt, het nieuwe lied zoals wij dat vinden in Psalm 40:4 en ook in andere psalmen (Ps. 33:3; 96:1; 98:1; 144:9; 149:1). Het gaat hier immers in de eerste plaats om het lied zoals het zal worden gezongen door het overblijfsel van Israël bij het begin van het Vrederijk. De verschijning van de Messias zal alles anders maken voor Zijn volk en een totaal nieuw tijdperk van zegen inluiden. Nieuwe dingen zullen uitspruiten, en een nieuw lied zal de HEERE worden toegezongen (Jes. 42:9-10). Het zal weerklinken tot de einden van de aarde.
Gerechtigheid, vrede en blijdschap zijn de kenmerken van het komende Koninkrijk (vgl. Rom. 14:17). In geestelijke zin mogen wij de voorrechten van het Vrederijk nu al genieten. De gemeente heeft een speciaal hemels deel. Wij mogen nu al met de opgestane Heer vol blijdschap het nieuwe lied aanheffen. Straks zal het alom weerklinken op aarde. Maar wij zijn de eersten van de ‘velen’ die mogen instemmen met het lied dat Christus Zelf ons leert zingen (Ps. 40:4). Zouden wij, die de waarde van Zijn Persoon en van Zijn werk hebben leren kennen, kunnen zwijgen? Zouden wij de grootheid van onze Redder en van Zijn offer niet bezingen in onze liederen van lof en dank?
Het is de Geest van Christus Zelf, die met onze geest getuigt dat wij kinderen van God zijn geworden door Zijn volbrachte werk (Rom. 8:16). Als wij kinderen van God zijn, zijn wij ook aanbidders die de Vader aanbidden in geest en in waarheid (Joh. 4:23). De Vader noemt ons Zijn kinderen, en de Zoon noemt ons Zijn broeders. Hoe rijk zijn wij gezegend! Te midden van dit gezelschap rijst de lofzang tot eer van God en van het Lam, het nieuwe lied dat tot in eeuwigheid zal weerklinken en waarvan de echo in hemel en op aarde zal worden gehoord!
Zing, zing een nieuw gezang de Heere,
die grote God, die wonderen deed.
H. Bouter
Met dank aan en met toestemming overgenomen van: dhr. H. Bouter. Zie ook: www.oudesporen.nl/artikelen