Over de geheimenissen of verborgenheden in het Nieuwe Testament
> 10-delige serie <
Deel 8. De verborgenheid van de zeven sterren en de zeven kandelaars
De ontwikkeling van het verval te midden van de belijdende christenheid wordt door de Heer Zelf op profetische wijze beschreven in Openbaring 2 en 3, vanaf het verlaten van de eerste liefde tot op het moment dat Hij het ontrouwe getuigenis niet langer erkent en uit Zijn mond zal spuwen (Openb. 2:4-5; 3:16). Gelukkig zijn er ook telkens opwekkingsbewegingen geweest, al vanaf de donkere middeleeuwen, en daarvan vinden we ook sporen in de zeven brieven.
De Heer Jezus verscheen in een bijzondere gedaante aan de apostel Johannes op het eiland Patmos, op een wijze zoals hij Hem niet eerder had gezien (Openb. 1:9-18). De verheerlijkte Heer had de kleding van een Rechter, een goddelijke Priester, die bekleed was met macht en majesteit en die alles en iedereen kon doorgronden en beoordelen.
Het was de Mensenzoon van Daniël 7, maar Hij had ook de kenmerken van de Oude van dagen. Johannes moest het visioen opschrijven dat hij te zien kreeg, alsook ‘wat is’ en ‘wat hierna zal gebeuren’ (Openb. 1:19). ‘Hetgeen is’ beslaat het geheel van de zeven brieven, de hele periode van de kerkgeschiedenis. Daarna vinden we ‘wat hierna’ moet gebeuren, de oordeelstijd en de Grote Verdrukking (vgl. Openb. 4:1).
Christus nam kennis van de conditie van de zeven gemeenten in Klein-Azië, maar dat niet alleen. Hij was in het verborgen heel nauw betrokken bij al deze gemeenten, die hier als lichtdragers, als gouden kandelaars worden voorgesteld. We lezen immers: ‘De verborgenheid van de zeven sterren die u hebt gezien in Mijn rechterhand, en de zeven gouden kandelaars: de zeven sterren zijn [de] engelen van de zeven gemeenten, en de zeven kandelaars zijn [de] zeven gemeenten’ (Openb. 1:20).

De engelen of boodschappers ontvingen hun boodschappen, de brieven die zij doorgaven aan de zeven gemeenten, direct van de Heer Zelf. En zij waren ook in Zijn machtige hand als sterren, dus lichtdragers die schijnen in de duisternis van deze wereld en hemels licht op de dingen werpen. De engelen zijn de vertegenwoordigers van de zeven gemeenten, het verantwoordelijke element hierin, en zij zijn telkens het aanspreekpunt voor de Heer. Hij houdt hen vast en Hij bestuurt hun gangen. De Schrift leert ons een meervoudig oudstenschap, geen enkelvoudig bisschopsambt. Maar het gaat hier meer om profetie van Godswege, dus om de bijzondere dienst van profeten en gezanten van de Heer.
Misschien is het tekenend voor de achteruitgang in de geschiedenis van de zeven gemeenten, dat in Openbaring 3:1 niet meer staat dat Hij de zeven sterren in Zijn rechterhand heeft. Ziet Hij Zich genoodzaakt om Zijn ondersteunende kracht en goedkeuring terug te trekken? Reeds in de boodschap voor Efeze wordt aangegeven dat de kandelaar van zijn plaats zou worden weggenomen, als er geen bekering zou plaatsvinden (Openb. 2:5).
Er is een zekere parallel tussen de zeven brieven aan de zeven gemeenten, en de zeven gelijkenissen in Mattheüs 13. Het is merkwaardig dat het innerlijke bederf door toedoen van een vrouw, een valse profetes plaatsvindt. In plaats van een rein deeg voor God te zijn, wordt het geheel doorzuurd (de vierde gelijkenis). In plaats van zich aan Christus toe te wijden, verbindt Thyatira (de vierde gemeente) zich met de wereld en wordt ze gekenmerkt door hoererij en afgoderij.
Het volle resultaat hiervan zien we in de volgende verborgenheid, die van het overspelige en afgodische Babylon.
H. Bouter
Wilt u het boek “De onthulling van Gods geheimen”, geschreven door H. Bouter, graag in uw eigen boekenkast? Dan kunt u dit bestellen via deze link: http://www.boekhandelsmit.nl/nl/product/9789491797163/de-onthulling-van-gods-geheimen.html
Met dank aan en met toestemming overgenomen van: dhr. H. Bouter. Zie ook: www.oudesporen.nl/artikelen