Over de geheimenissen of verborgenheden in het Nieuwe Testament

> 10-delige serie <

Deel 7. De verborgenheid van de wetteloosheid

De apostel Paulus beschrijf de ontwikkeling van het verval vooral in de brieven aan Timoteüs. Hij spreekt over afval van het geloof in latere tijden (1 Tim. 4:1-5), en over de zware tijden die er zullen zijn in de laatste dagen (2 Tim. 3:1-9). Deze negatieve ontwikkeling wordt gekenmerkt door de verborgen werking van de wetteloosheid, d.i. het niet erkennen van Gods normen en waarden, het gezag van Zijn woorden en wetten (vgl. 1 Joh. 3:4 in de Herziene Voorhoeve-vert.).

Er is dus vanaf de apostolische eeuw een ontwikkeling van het kwaad, die een tijdlang zal worden weerhouden, maar die ten slotte een algemene afval (apostasie) tot gevolg zal hebben (zie onder). Er zal in de eindtijd ook een bijzondere vertegenwoordiger van deze afval zijn, die door de apostel Johannes de antichrist wordt genoemd. Deze heeft weliswaar vele voorlopers, want er zijn vele antichristen die de Vader en de Zoon loochenen, maar de valse leraars worden gevolgd door de antichrist in eigen persoon (1 Joh. 2:18, 22). Hiervan zegt de Heer Zelf dat hij degene is die komt ‘in zijn eigen naam’ (Joh. 5:43). Hij staat tegenover de Gezondene van de Vader, en probeert ook de plaats in te nemen van Gods Gezalfde. Het voorvoegsel ‘anti’ kan deze beide betekenissen hebben.

Aan de Tessalonicenzen laat de apostel weten dat het geheimenis van de wetteloosheid reeds werkzaam was, maar dat het zich nog niet volledig kon openbaren (2 Tess. 2:3-10). Er waren namelijk ook weerhoudende krachten aanwezig, die de volle manifestatie van het kwaad tegen hielden. Hierbij kunnen we denken aan de tegenwoordigheid van de Heilige Geest en van de Gemeente hier op aarde, maar ook aan menselijke overheden die het kwaad beteugelen.

Paulus ontkent dan ook dat de grote, algemene afval van het geloof al was gekomen, of dat de grote exponent ervan – de mens van de zonde of van de wetteloosheid – al zou zijn geopenbaard. Er is sprake van ‘wat hem tegenhoudt’, maar ook van ‘hij (of: Hij) die nu tegenhoudt’ (2 Tess. 2:6-7). De definitieve afval en de openbaring van de wetteloze zal spoedig worden gevolgd door de verschijning van Christus’ komst.3

Als de Heilige Geest en de Gemeente zijn weggenomen van de aarde, zal er alleen een schijnkerk overblijven – een geheel van belijders die geen nieuw leven uit God hebben. Dan zal de satan, die in de laatste jaarweek op aarde zal worden neergeworpen, een geweldige activiteit ontplooien. Want hij weet dat hij nog maar weinig tijd heeft. We vinden in Openbaring 12 en 13 dan ook drie geweldige werktuigen van het kwaad, die tegenover de goddelijke Drie-eenheid staan, namelijk de draak, dat is de satan zelf (Openbaring 12) en de beide beesten, resp. uit de zee en uit de aarde (Openbaring 13). Het eerste beest is de leider van het herstelde Romeinse rijk, het tweede beest is zijn bondgenoot: de antichrist, of ook wel de valse profeet genoemd, welke de leider van het afvallige Israël in de eindtijd zal zijn. Er zal een valse religie worden ingevoerd rondom deze werktuigen van het kwaad, zoals 2 Tessalonicenzen 2 ook bevestigt. Zelfs de tempel van God zal worden ontheiligd door de ergste vorm van afgoderij.

3 Voor een gedetailleerde behandeling van 2 Tessalonicenzen verwijs ik graag naar de commentaar van G.H. Kramer op deze brief, met name de pagina’s 51 t/m 94 (‘De verschijning van Zijn komst’, Uitg. Medema, Vaassen 1992).

H. Bouter

Wilt u het boek “De onthulling van Gods geheimen”, geschreven door H. Bouter, graag in uw eigen boekenkast? Dan kunt u dit bestellen via deze link: http://www.boekhandelsmit.nl/nl/product/9789491797163/de-onthulling-van-gods-geheimen.html

Met dank aan en met toestemming overgenomen van: dhr. H. Bouter. Zie ook: www.oudesporen.nl/artikelen

Vergelijkbare berichten