De grootte van de opdracht van Paulus (2)
De bijzondere gevolmachtigde: Over de bijzondere positie van de apostel Paulus. Deel 4 (vervolg).
De eerste ‘ambtshandeling’ van de apostel van de heidenen
‘En toen zij het eiland doorgegaan waren tot Pafos toe, troffen zij een zekere tovenaar aan, een valse profeet, een Jood van wie de naam Barjezus was. Hij hoorde bij de stadhouder Sergius Paulus, een verstandig man. Die riep Barnabas en Saulus bij zich en verlangde ernaar het Woord van God te horen. Maar Elymas, de tovenaar (want zo wordt zijn naam vertaald), ging tegen hen in en probeerde de stadhouder van het geloof af te houden. Maar Saulus (die ook Paulus genoemd wordt), vervuld met de Heilige Geest, keek hem doordringend aan, en zei: O duivelskind, vol van alle bedrog en van alle sluwheid, vijand van alle gerechtigheid, zult u er niet mee ophouden de rechte wegen van de Heere te verdraaien? En nu, zie, de hand van de Heere is tegen u en u zult blind zijn en de zon voor een tijd niet zien. En onmiddellijk viel er donkerheid en duisternis op hem, en rondlopend zocht hij naar mensen om hem bij de hand te leiden. Toen de stadhouder zag wat er gebeurd was, geloofde hij, versteld over de leer van de Heere. En Paulus en zij die bij hem waren, voeren van Pafos weg en kwamen in Perge aan, een stad in Pamfylië. Maar Johannes verliet hen en keerde terug naar Jeruzalem’ (Hand. 13:6-13).
Het was niet toevallig dat de door God aangestelde apostel van de heidenen uitgerekend naar aanleiding van zijn eerste zendingsreis naar de heidenen als eerste ‘amtshandeling’ een Jood met blindheid sloeg. – Deze gebeurtenis zou ook een profetische dimensie met symbolische kracht gehad kunnen hebben voor het verdere verloop van de heilsgeschiedenis.
Laten we de situatie eens nader bekijken:
Paulus kwam met het Evangelie de wereld van de heidenen binnen. Er verscheen een tegenstander: een tovenaar en valse profeet, een Jood, genaamd BarJezus = ‘zoon van Jezus’. Bovendien droeg hij de naam Elymas = ‘de machtige’. Zijn gedrag vertegenwoordigt de antichristelijke handelwijze van de Judaïsten, die de verspreiding van het Evangelie belemmerden en Paulus overal in de weg stonden. De tegenstander wilde een niet-Jood, die openstond voor het Evangelie, ervan weerhouden in Jezus te geloven. Interessant is dat zijn naam ook Paulus (Sergius Paulus) was. De Heilige Geest openbaarde echter het antichristelijke karakter van BarJezus: als een man vol list en bedrog, als een zoon van de duivel, vijand van alle gerechtigheid, die niet ophoudt de rechte wegen van de Heere te verdraaien.
Judas, die de Heere verraadde, en de komende antichrist worden beiden immers wel de ‘zoon van het verderf’ genoemd (Joh. 17:12; 2 Thess. 2:3). Wij zien hier dus verwijzingen naar antichristelijk gedrag en daarmee een voorafschaduwing van de antichrist zelf. Het resutaat in de tijd: De Jood werd blind (vgl. 2 Kor. 3:14), de niet-Jood daarentegen kon weer zien en kwam tot geloof. – Dit werd ook heilshistorisch vervuld.
Opmerkelijk is in dit verband de uitspraak van Paulus dat Barjezus slechts voor een beperkte tijd niet zou zien: ‘voor een tijd’. Inderdaad is Israël met het oog op de ‘zonne der gerechtigheid’, namelijk de Messias, voor een door God vastgestelde tijd die echter ten einde zal lopen.
‘… dat er voor een deel verharding over Israël is gekomen, totdat de volheid van de heidenen is binnengegaan’ (Rom. 11:25). – ‘Ja, tot op heden ligt er, wanneer Mozes gelezen wordt, een bedekking op hun hart. Maar wanneer het zich tot de Heere bekeert, wordt de bedekking weggenomen’ (2 Kor. 3:15-16).
Het vertrek van Johannes Markus
‘En Paulus en zij die bij hem waren, voeren van Pafos weg en kwamen in Perge aan, een stad in Pamfylië. Maar Johannes verliet hen en keerde terug naar Jeruzalem’ (Hand. 13:13).
Paulus heeft nu de belangrijkste plaats ingenomen in het zendingswerk onder de volke(re)n. Dit wordt aangegeven door de woorden: ‘En Paulus en zij die bij hem waren, voeren van Pafos weg …’ – In deze beslissende situatie, bij de bekering van een niet-Jood en de blindheid van een Jood, keert Johannes, bijgenaamd Markus, zich af van Paulus en Barnabas en gaat terug naar Jeruzalem (Hand. 12:12; 13:5; 15:37-39; Kol. 4:10,11; 2 Tim. 4:11).
Wat zouden de redenen daarvoor geweest kunnen zijn? Als wij de context in aanmerking nemen, zijn de volgende conclusies mogelijk: Uitgerekend na het negatieve oordeel van Paulus over een Jood en de bekering van een niet-Jood, keerde Johannes Markus zich af. En hij ging niet naar Antiochië, vanwaar zij waren uitgezonden, maar ging terug naar de Joodse stad Jeruzalem. Hij was een familielid van Barnabas (Kol. 4:10). Misschien was dit de reden geweest voor zijn deelname aan de zendingsreis, die hij toen niet echt als een last op zijn hart droeg. Hij en Barnabas hadden een zeer hechte band met elkaar (Hand. 15:39). Door zich af te keren, ging hij dus in tegen de opdracht van Paulus om het Evangelie naar de heidenen te brengen.
Dat zou een aanwijzing kunnen zijn voor het feit dat Johannes Markus op dat moment nog niet gekwalificeerd was voor de zending onder de heidenen. Hij was nog te Joods gestempeld. Hij kon niet loslaten en was er misschien innerlijk niet bepaald blij mee dat de heidenen zo openstonden voor het Evangelie en de Joden tegelijkertijd zo gesloten waren. Het stoorde hem dat mensen uit de heidenen die geen band met Israël hadden en zich ook niet aan Israël zouden onderwerpen, na de verkondiging van Paulus konden worden gered. Waarschijnlijk was Paulus daarom zo vastbesloten hem niet meer mee te nemen op de volgende reis. En daarom scheidden zich ook de wegen van Barnabas en Paulus.
Er stond veel meer op het spel waarom Paulus niet bereid was een compromis te sluiten, namelijk dat de zendingsopdracht van de apostel voor de heidenen niet bijvoorbeeld zou worden belemmerd. Dit toont het bijzonder grote belang aan van zijn taak: ‘Paulus achtte het echter juist om hem, die hen van Pamfylië af verlaten had en niet met hen meegegaan was naar het werk, niet mee te nemen’ (Hand. 15:38).
De drie woorden ‘naar het werk’ onderstrepen Gods opdracht aan Paulus voor de volkenheidenen. En daarvan had Johannes Markus zich afgescheiden. Zo’n man die zich niet wilde instellen op het door de Heere geopenbaarde Evangelie aan Paulus, kon niet nuttig zijn (vgl. Gal. 1:12; 2:7).
Toen zich de wegen van Barnabas en Paulus daarom scheidden, staat er: ‘Er ontstond daarom verbittering, zodat zij uit elkaar gingen en Barnabas Markus meenam en per schip naar Cyprus vertrok; maar Paulus koos Silas en vertrok, nadat hij door de broeders aan de genade van God opgedragen was’ (Hand. 15:39-40).
Van Barnabas horen we bijna niets meer, maar de bediening van Paulus werd des te groter en belangrijker. De apostel kreeg andere, nieuwe medewerkers, zoals Silas, Timotheüs, Titus enz. Zeker bekommerde Barnabas zich pastoraal om Johannes Markus en bracht hem weer op het rechte pad, zodat hij later weer van nut kon zijn, zich invoegde en Paulus terzijde stond (Kol. 4:10; 2 Tim. 4:11).
Aan deze voorvallen en vermeldingen herkennen wij iets van de grootte en het belang van Paulus‘ bediening in de gemeente onder de volken. En de betekenis daarvan moeten wij niet achterhouden, maar er juist bijzonder rekening mee houden. Zijn wij bereid om in alle omstandigheden mee te gaan?
Tot zover de tweede helft van deel 4 van “De bijzondere gevolmachtigde: Over de bijzondere positie van de apostel Paulus.” Met toestemming overgenomen uit “Middernachtsroep” Geschreven door Norbert Lieth.