Een uitleg van het laatste boek van de Bijbel. Deel 10. Openbaring 1:10.
Over welke dag heeft Johannes het, als hij zegt: ‘Ik was in de geest op de dag des Heeren’? Dat is niet de zondag, zoals door sommigen wordt gedacht, maar de grote, verschrikkelijke en toch aan het slot weer wonderbaarlijk heerlijke dag, waarover ook de profeten van het Oude Testament zo veel hebben gesproken. Ook zij hebben zicht gehad op deze verschrikkelijke oordeelsperiode, die nu voor de deur staat, en aan het einde waarvan de Heere in grote kracht en heerlijkheid met Zijn gemeente verschijnt. Jeremia bekent wat hij bij zo’n gezicht ervoer: ‘Mijn binnenste, mijn binnenste, ik krimp ineen, wanden van mijn hart!’(Jer.4:19).
De grote en verschrikkelijke dag des Heeren is de grote verdrukking. Waarom aanschouwt Johannes die zo, alsof die tegenwoordige tijd was, hoewel hij hem toch ongeveer tweeduizend jaar voor de vervulling ziet? Omdat hij in de Geest des Heeren was. Hoe meer wij als Gods kinderen in de Geest des Heeren zijn, des te meer zijn we bij machte om het profetische woord te onderscheiden en om te luisteren naar het spreken van God. ‘Zij hebben Mij naar de toekomstige dingen gevraagd’, spreekt Hij door de profeet Jesaja (H. 45:11).
Johannes betuigt: ‘En ik hoorde achter mij een luide stem, als van een bazuin’ (v.10). Daarmee begint eigenlijk het visioen van de heerlijkheid des Heeren. Johannes is blijkbaar verrast, dat hij deze luide stem achter zich hoort en niet voor zich, of ter zijde. Waarom klinkt zij achter hem? Waarschijnlijk zodat elke andere stem – ook die van hem zelf – wordt uitgeschakeld.
Er zijn zo veel kinderen van God die zig-zag lopen, omdat ze de stem des Heeren niet achter zich horen. Wij hebben echter de belofte: ‘Met uw eigen oren zult u een woord van achter u horen: Dit is de weg, bewandel die. Dit voor het geval u naar rechts of naar links zou gaan’ (Jes. 30:21). Daarom: Word stil! Hoor en ga!
Ook Noach kreeg pas toen de volle zekerheid dat hij samen met zijn gezin was gered, toen de Heere de deur van de Ark achter hem toesloot (Gen. 7:16). Ezechiël had dezelfde ervaring. In Ezechiël 3:12 staat geschreven over een wind die hem ophief en over een geluid als van een grote aardbeving, dat Hij achter zich hoorde.
Johannes zegt hier nu in vers 10: ‘een luide stem als van een bazuin.’ Het woordje ‘als’ spreekt uit, dat Johannes het onbeschrijflijke probeert te beschrijven. Daarom komt het woordje ‘als’ in Openbaring ongeveer zeventig keer voor. Bovendien gebruikt hij ook uitdrukkingen zoals ‘gelijk’ en ‘evenzo’. Het gaat hier dus over een bovenaardse en angstaanjagende klank, die alles in zich heeft. Het is de bazuin van God.
In de Bijbel komen twee bazuinen voor die eenmalig zijn. De eerste klonk op de berg Sinaï, toen God Zijn aardse volk, Israël, verzamelde (Ex. 19:16). De laatste bazuin van God zal klinken, wanneer Hij Zijn hemelse volk verzamelt, wanneer Hij Zijn gemeente opneemt. Johannes hoort deze bazuin.
Dat hij meteen twee keer doorgeeft (in v. 8,11), wat de Heere het eerst tegen hem zei, is een bewijs van zijn ontsteltenis. De stem sprak: ‘Ik ben de Alfa en de Omega’. Dat is een grote troost voor u! Dat, wat u nu beleeft – het leven van alledag, waarvoor u misschien om de een of andere reden bang bent, hetzij vanwege uw gezinsomstandigheden, uw precaire gezondheidstoestand, uw werkomstandigheden, enz. – is niet het eerste en het laatste. Jezus is het begin en het einde!
Johannes is ondersteboven, omdat hij de Heere Jezus niet meer als de Heiland, maar als de Christus ziet. Hij ziet hem niet meer als Diegene, die drie-en-dertig jaar op deze aarde wandelde, genas en hielp. Nee, hij aanschouwt Hem als de Eeuwigzijnde. Wat ons hier ook opvalt, is het feit, hoe ondubbelzinnig duidelijk de Heere aan Johannes de opdracht geeft: ‘Wat u ziet, schrijf dat op een boekrol en stuur het aan de zeven gemeenten die in Asia zijn: naar Efeze, naar Smyrna, naar Pergamus, naar Thyatira, naar Sardis, naar Filadelfia en naar Laodicea’ (vers 11).
De Heere noemt de dingen bij de naam, zodat Johannes precies weet wat hij te doen heeft: Datgene opschrijven wat de Heere hem heeft opgedragen. Elk mogelijk misverstand wordt uitgesloten. Zijn opdracht was voor hem een grote verplichting en hij voerde die ook uit. Laten we eens aannemen dat Johannes alles wat hem zo rijkelijk werd geopenbaard, tot eigen opbouw voor zichzelf zou hebben gehouden. Hij had immers kunnen zeggen: Nu ben ik hier zo helemaal alleen – hoe wonderbaar dat de Heere mij in zo bijzondere mate sterkt. Of hij had kunnen zeggen dat hij moe was, en nu eindelijk wel een beetje wilde uitrusten. Maar nee, Johannes heeft het opgeschreven!
De Heere geeft ons hele concrete opdrachten. Deze opdrachten kennen wij: ‘Ga heen in heel de wereld, predik het Evangelie aan alle schepselen’ (Mark. 16:15). ‘… en u zult Mijn getuigen zijn’ (Hand. 1:8). ‘Kom achter Mij aan’ (Mat. 4:19). Dat zijn verschillende opdrachten met hetzelfde doel: Hij moet openbaar worden! Hebt u uw opdracht al uitgevoerd? Zo niet, dan hebt u aan anderen de Openbaring van Jezus Christus onthouden! Haast u, want de genadetijd is spoedig ten einde.
MIDDERNACHTSROEP 2019-02 WIM MALGO (1922–1992)
Dit artikel is met toestemming overgenomen van Middernachtsroep.