Een uitleg van het laatste boek van de Bijbel. Deel 6. Openbaring 1:1-2.

God zendt een engel naar Zijn knecht Johannes om hem deze Openbaring van Jezus Christus, die ver uitgaat boven ons bevattingsvermogen, te verklaren. In de vertaling van Menge staat: ‘…welke Hij (Jezus) door de zending van zijn engel aan zijn dienstknecht Johannes heeft te kennen gegeven’. De dienst van deze engel was zeer moeilijk, want het ging erom de verbinding te leggen tussen het voorstellingsvermogen van Johannes en het geweldige eeuwigdurende gebeuren – de Openbaring van Jezus Christus. Dat schijnt iets onmogelijks te zijn.

Maar dat is toch juist het wonder van de Openbaring van Jezus Christus in het Boek Openbaring: Dat Johannes op Patmos het, ‘wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en in geen mensenhart is opgekomen, dat is wat God bereid heeft voor hen die Hem liefhebben’ (1 Kor. 2:9), zodanig werd getoond dat hij het begrijpen kon!

Ja, hij kon het niet alleen begrijpen, hij kon het nog opschrijven ook. Johannes zelf bevestigt het onvoorstelbare feit dat hij de Openbaring ook heeft gezien: ‘Deze heeft van het Woord van God getuigd en van het getuigenis van Jezus Christus, alles wat hij gezien heeft’ (v. 2).

Menselijk gezien een onmogelijkheid. Maar zo was het ook vaak bij de profeten van het oude verbond. Zo bijvoorbeeld in Micha 1:1: ‘Het woord van de HEERE dat kwam tot Micha uit Moreset, in de dagen van Jotham, Achaz en Jehizkia, de koningen van Juda, en dat hij gezien heeft over Samaria en Jeruzalem.’ Vergelijk ook Jesaja 1:1-2 en Obadja 1:1.

Hoe de profeten en Johannes het woord hoorden en tegelijkertijd ook zagen, zodat ze het konden opnemen en opschrijven, onttrekt zich aan onze kennis. Maar als reeds de duivel aan de Heere Jezus op een hoge berg in een ogenblik alle koninkrijken van de wereld en hun heerlijkheid kon laten zien, hoeveel te meer was deze door God gezonden engel in staat om aan Johannes het onbegrijpelijke begrijpelijk en het onzichtbare zichtbaar te maken!

Ook wij zijn afhankelijk van zo’n engelendienst. In Hebreeën 1:14 staat over de engelen van God geschreven dat zij als dienende geesten worden uitgezonden, ‘ten dienste van hen die de zaligheid zullen beërven’. Zoals een koning een hofhouding heeft, zo staan aan de verhoogde Heere de engelen ter beschikking. Engelen kondigden de geboorte van Jezus aan (Luk. 2). En aan Hem verscheen een engel uit de hemel, die Jezus versterkte, toen Hij in Gethsémané in zware zielenstrijd kwam en al dichtbij de dood was (Luk. 22:43). Engelen waren op de Paasmorgen bij het lege graf en verkondigden Zijn opstanding: ‘Hij is hier niet, maar Hij is opgewekt’ (Luk. 24:6).

MIDDERNACHTSROEP 2019-02 WIM MALGO (1922–1992)

Dit artikel is met toestemming overgenomen van Middernachtsroep.

Vergelijkbare berichten