(serie van 5)

Tweede deel (vervolg)(betekenis van de Griekse woorden voor ‘eeuwig(-heid’) en voor ‘verderf/ven’):

In het eerste stuk van het tweede deel zijn de eerste 8 uiteenzettingen van de term ‘eeuwig(-heid) beschreven en vanuit het Grieks ontleed. In vervolg op dit tweede deel wordt nu, vanuit het Grieks, de term ‘verderf/ven’ benaderd.

– De betekenis van het Griekse woord voor ‘verderf/ven’

Wat is verderf?

Laten we dan nu naar de Griekse woorden voor ‘verderf’ kijken:

(1) Apoleia, ‘verderf’, waarbij apolumi, ‘verderven’, hoort.

9. Dit werkwoord heeft niet de zin van ‘vernietigd worden’, maar van ’teloor gaan’, ’tenondergaan’. Het gaat nooit om het verlies van ‘zijn’, maar van ‘wélzijn’. (9):
(Enkele voorbeelden: Mat.26:8; Mark.14:4; Luk.5:37; 15:4,6,24; Joh.6:27; Hand.8:20; 1Pet.1:7).

10. Dit kán onder andere betekenen het verlies van het aardse leven, (10)
(Bijv. Mat.2:13; 22:7; 27:20 (‘ombrengen’) 8:25 (‘vergaan’); Luk.13:3,5 (‘omkomen’); Joh.17:12 (‘verloren gaan’); 1Kor.15:18 (‘verloren zijn’).
maar dat betekent ook ook volgens de aanhangers van de vernietigingsleer nog niet de vernietiging, het doen ophouden te bestaan. Maar dan is het volstrekt willekeurig het woord wél zo te willen lezen in Mat.10:28 (‘zowel zie als lichaam verderven in (de) hel’); Joh.3:16; 10:28; Rom.2:12; 2Kor.2:15; 4:3; 2Th.2:10; 2Pet.3:9 (‘verloren gaan’); Jak.4:12 (‘verderven’).

11. Evenzo betekent apoleia nooit ‘vernietiging’, maar ‘morele ondergang, verlies (van het eeuwig heil’). (11)
(Zie Mat.7:13; Rom.9:22; Fil.1:28; 3:19; Heb.10:39; 2Pet.2:1,3; 3:7,16; Op.17:8,11 (‘verderf’); 1Tim.6:9 (‘ondergang’).
Er is niet de geringste aanwijzing in de Schrift dat dit woord ooit een ophouden te bestaan betekent.

(2) Olethros, ‘verderf’, hangt samen met olothreuo, ‘verderven’, dat alleen in Hb.11:28 voorkomt in het deelwoord ‘verderver’.

Olethros vinden we in 1Kor.5:5: ‘verderf’ (=ondergang, verwoesting) van het vlees’ (géén vernietiging, want dit vlees wordt weer opgewekt; vgl. 1Tim.6:9); 1Th.5:3: ‘verderf’ in de zin van het oordeel, eventueel met insluiting van het eeuwig oordeel, maar zeker niet in de zin van vernietiging; 2Th.1:9: het ‘eeuwig verderf’, dus de eindeloze hellestraf; zeker geen vernietiging, want dan zou de toevoeging (‘verwijderd’) van [het] aangezicht van de Heer’ geen enkele zin hebben (wie niet meer bestaat, is noch dichtbij noch veraf).

(3) Phtora, ‘verderf’, vergankelijkheid”.

12. Het bijbehorende werkwoord phteiro betekent ‘verderven’, ’ten verderve gaan’, of moreel ‘bederven’, ’te gronde richten’ (12)
(Zie 1Ko.3:17a; 15:33; 2Ko.7:2; 11:3; Ef.4:22; Op.19:2).
Vervolgens gaat het werkwoord in de richting van de betekenis ‘eeuwig verderf’ in 2Pt.2:12 (‘…in hun eigen verderf omkomen’; zowel phtora als phteiro vinden we hier) en Jd.:10 (‘..verderven zij zich’, d..i. richten zij zichzelf ten gronde).

13. Phtora heeft de zin van het vergankelijke, het bedervende te loor gaande, (13)
(Het is vertaald met ‘vergankelijkheid’ in 1Kor.15:42,50; ‘verderf’ in Gal.6:6 en 2Pet.1:4; 2:12; ’te niet gaan’ in Kol.2:22.
maar nooit de zin van dat wat ophoudt te bestaan. Het is als een voorwerp dat overboord valt, in de zee verdwijnt, verloren gaat, nooit meer tevoorschijn komt, maar tegelijk ook nooit ophoudt te bestaan. In Gal.6:8 slaat het woord al héél duidelijk op het eeuwig verderf, omdat het daar in contrast staat tot het eeuwig leven (vgl. ook 2Pet.2:12).

Samenvatting (tweede deel)

Samenvattend merken we op dat geen van de woorden voor ‘verderf’; of ‘verderven’ in het N.T. nooit de zin hebben van vernietiging, dus ophouden te bestaan. We voegen daar nog aan toe dat de voorstanders van de vernietingsleer hier mede geplaagd worden door een verkeerd verstaan van het begrip ‘dood’. we merkten al op dat deze voorstanders de tijdelijke, lichamelijke dood onmogelijk als een vernietiging kunnen opvatten.

Evenmin is de morele dood die het gevolg is van de zonde (Ef.2:1), een vorm van vernietiging, in welke zin dan ook. De morele dood houdt in een van God afgewend zijn, een van de gemeenschap met Hem afgesneden zijn, maar geen vernietiging. Zo is de tweede dood niets anders dan een intensivering van de morele dood: een voor eeuwig van God afgesneden zijn (vgl. weer 2Th.1:9), maar niet een vernietigd zijn.

Een plaats en een toestand van eeuwig gescheiden zijn van God

‘Verderf’ is niet een einde maken aan het bestaan van de mens, maar een van hem voor eeuwig prijsgeven aan een plaats en een toestand van gescheiden zijn van God. Op deze feiten stuiten de redeneringen over de ‘vergankelijkheid’ van de mens (de mens die van nature geen ‘onsterfelijkheid’ zou bezitten) zonder meer af.

In zekere zin ís een mens die aan de ’tweede dood’ is prijsgegeven trouwens ook niet ‘onsterfelijk’, d.i. niet kunnende sterven, want hij ís dood; maar dat is heel wat anders dan vernietigd.

Na deze weergave van de schriftuurlijke leer – de Schrift leert dat de ongelovigen voor altijd naar de hel verwezen worden, om daar eindeloos gestraft te worden – willen we dan ingaan op nog andere argumenten van de aanhangers van de alverzoeningsleer.

Wij hebben gezien dat de Schrift leert dat de ongelovigen een eeuwige, eindeloze, ononderbroken hellestraf moeten ondergaan. Deze leer staat tegenover de dwaalleer van de alverzoening, die beweert dat er óf helemaal geen hel is óf dat de ongelovigen er slechts een beperkte tijd zullen verblijven, zich daarna alsnog zullen bekeren en dan behouden zullen worden. Ook staat deze schriftuurlijke leer tegenover de vernietigingsleer, die beweert dat de ongelovigen na het oordeel voor de grote witte troon (eventueel na een beperkte hellestraf) vernietigd worden, d.w.z. zullen ophouden te bestaan.

Derde deel (Andere argumenten van de aanhangers van de alverzoeningsleer):

– Argumenten die de voorstanders van de alverzoeningsleer zelf aanvoeren

Hel letterlijk of figuurlijk?

Nu heeft de alverzoeningsleer ook zelf bepaalde ‘schriftuurlijke’ argumenten aangedragen, die wij in het eerste artikel al hebben opgesomd. Gedeeltelijk hebben we al geprobeerd die te ontzenuwen, maar aan verschillende argumenten moeten we nog aandacht besteden.

Ten eerste is dat het argument dat de Schrift over de hel spreekt, en dat we uit dat taalgebruik dus niet tot een eeuwige hellestraf mogen concluderen. Dit argument berust op een verwarring van twee punten: het spreken van de Schrift over een hel als zodanig:

De hele kwestie is dat de Schrift spreekt over een letterlijke hel, maar die (inderdaad) beschrijft in figuurlijke taal.

De Schrift spreekt over de hel in even reële zin als over de hemel. Zij spreekt echter bijv. over het hemelse Jeruzalem evenzeer in figuurlijke taal: we kunnen toch moeilijk aannemen dat daar letterlijke paarlen poorten en gouden straten zullen zijn. Maar geen Bijbelgetrouwe christen kan toch menen dat het hemelse Jeruzalem als zodanig dáárom geen reële zaak zou voorstellen!

De hemelse en de helse werkelijkheid móeten ons wel in figuurlijke (d.i. aan de aardse werkelijkheid ontleende) taal beschreven worden, omdat wij er ons anders totaal geen voorstelling zouden kunnen maken. Maar dat doet niets af aan het feit dat hemel en hel als zodanig reële, letterlijk bestaande plaatsen zijn.

Zo spreekt de Schrift dus over een werkelijke plaats waarheen de ongelovigen voor eeuwig verwezen worden. Dat de kwellingen van de verlorenen ons slechts in overdrachtelijke zin kunnen worden beschreven, doet niets af aan de realiteit van deze kwellingen als zodanig.

Vierde deel (Andere argumenten van de aanhangers van de alverzoeningsleer):

Het heil voor alle mensen?

Belangrijker zijn die argumenten van de alverzoeningsleer waarin met een beroep op de Schrift wordt betoogd dat God wil dat alle mensen behouden worden, dat Christus voor alle mensen gestorven is en dat uiteindelijk ook daadwerkelijk alles hersteld wordt. Inderdaad lijkt het bij oppervlakkige lezing dat de alverzoeningsleer hier heel wat pijlen op haar boog heeft.

Zie voor de bespreking van deze teksten het volgende en tevens laatste deel over’ ‘Alverzoening is een dwaalleer’: ‘De alverzoeningsleer van de St. Ebenhaëzer’

Dit artikel is, met toestemming, overgenomen, van de website van J.G. Fijnvandraat sr.: www.jaapfijnvandraat.nl .

“Via zijn website publiceerde de auteur gedurende de laatste jaren van zijn leven regelmatig artikelen en bijbelstudies. In de loop van de tijd schreef hij vele publicaties, artikelen, brochures en boeken. Deze site bevat een deel hiervan en daarnaast ook unieke publicaties die niet eerder op papier zijn uitgegeven. Op 31 maart 2012 is J.G. Fijnvandraat door de Heer Thuisgehaald.”

Vergelijkbare berichten