(serie van 5)
Tweede deel (betekenis van de Griekse woorden voor ‘eeuwig-(heid’) en voor ‘verderf/ven’):
– De betekenis van het Griekse woord voor ‘eeuwig-(heid’)
In het eerste deel hebben we een groot aantal Schriftplaatsen geciteerd die duidelijk maken dat de hellestraf voor de ongelovigen ‘eeuwig’ is. Maar we hebben ook al gemenoreerd dat de alverzoenigsleer beweert dat dit woord ‘eeuwig’ op een beperkte tijdsduur doelt. we zullen dit argument nu nader onder de loep moeten nemen. Dat zal helaas leiden tot een nogal technische uiteenzetting, wat wij echter gezien het enorme belang van het onderwerp niet uit de weg moeten gaan.
Aioon: eeuw, eeuwigheid
‘Eeuwig’ is in het Grieks aiaanios, een bijvoeglijk naamwoord dat is afgeleid van aioon, dat zowel ‘eeuw’ als ‘eeuwigheid’ kan betekenen (soms ook ‘wereld’). Het is volkomen juist dat aioon soms duidt op een beperkte tijdsperiode, waarbij het overigens ziet zozeer gaat om de lengte als wel om de geestelijke kenmerken van de tijdsperiode.
* Denken we aan de uitdrukkingen als:
- de ’tegenwoordige eeuw’ (1):
(Mat. 12:32; 13:22,39 v.,49; 24:3; 28:20; Luk. 16:8; 20:34; Rom. 12:2; 1Kor. 1:20; 2:6,8; 3:18; 2Kor. 4:4; Gal. 1:4; 1 Tim. 6:17; 2 Tim.4:10; Tit. 2:12; Heb. 9:26). - de ’toekomstige (Messiaanse) eeuw’ (2):
(Mat. 12:32; Mark. 10:30; Luk. 18:30; 20:35; Ef. 1:21; 2:7; Heb. 6:5) en - ‘eeuw’ in meer algemene zin van ‘bedeling’(3):
(1Kor. 10:11; Ef. 3:9; Kol. 1:26; 1 Tim.1:17). - Ook kan het woord doelen op een ‘lange tijd’ in het verleden, en wel in de uitdrukking ‘van oudsher’(4):
Luk 1:70; Hand 3:21; wellicht ook 15:18 en Joh. 9:32). - Maar even duidelijk is dat het woord heel vaak doelt op de (eindeloze) ‘eeuwigheid’, zowel het beginloze verleden (5):
1Kor. 2:7; ‘voor alle eeuwen’, lett. vóór de eeuwen’ = ‘van eeuwigheid af’; Ef. 3:11: ‘naar (het) eeuwig voornemen’, lett. ‘naar (het) voornemen van de eeuw(ighed)en’; Jud. 25 ‘voor alle eeuwen’ lett. ‘vóór heel de eeuw(igheid)’). als ook de eindeloze toekomst.
Letten we op de volgende uitdrukkingen:
* Eis ton aioona – eis tous aioonas – eis tous aioonas + toon + aioonoon - Eis ton aioona, ’tot in eeuwigheid’, lett. ’tot eeuw(igheid)’(6):
(Mat.21:19; Mark.11:14; Luk.1:55; Joh.4:14; 6:51,58; 8:35,51 v.; 10:28; 11:26; 12:34; 14:16; 1Kor.8:13; 1Pet.1:25; 1Joh.2:17; 2Joh.:2). Soms is de uitdrukking afgesleten tot ‘nooit’, zonder letterlijk naar de ‘eeuwigheid’ te verwijzen (bijv. Jh 13:8); maar ook dan wordt niet aan een einde in de tijd gedacht; - Eis tous aioonas, ’tot in eeuwigheid, lett. ’tot de eeuw(ighed)en (7):
(Luk.1:33; Rom.1:25; 9:5; 11:36; 2Kor.11″31; Heb.13:8).
eis pantas tous aioonas, ’tot in alle eeuwigheid’, lett. ’tot al de eeuw(ighed)en’ (Jd :25);
eiston aioona tou aioonas, ’tot in alle eeuwigheid’, lett. ’tot de eeuw(igheid) van de eeuw(igheid)’ (Hb 1:8); - Eis tous aioonas + toon + aioonoon, ’tot in alle eeuwigheid’, lett. ’tot de eeuw(igheid)en van de eeuw(ighed)en’ (8):
(Rom.16:27; Gal.1:5; Fil.4:20; 1Tim.1:17; 2Tim.4:18; Heb.13:21; 1Pet.4:11; 5:11; Op.1:6,18, 4:9 v.; 5:13; 7:12; 10:6; 11:15; 14:11; 15:7; 19:3; 20:10; 22:5).
*eis asas tas geneas tou aioonos toon aioonoon, ’tot in alle geslachten van alle eeuwigheid’ lett. ’tot al de geslachten van de eeuw(igheid) van de eeuw(ighed)en’ (Ef.3:21).
Conclusie uit deze opsomming
Uit deze opsommingen blijkt duidelijk dat, als we even afzien van de tekst betreffende de heerlijkheid van God Zelf en de tekst over rijkelijke ingang in het ‘eeuwige koninkrijk’ (2 Pet.1:11; vgl. Luk. 1:33), de gelovige dan ook in betrekking gebracht is tot de ‘eeuwige God’ (Rom. 16:26), en Hem Die is ’tot in eeuwigheid’ Heb. 9:14) en Hem Die is ’tot in eeuwigheid’ (Heb.13:8); tot Hem Die ‘eeuwige kracht’ bezit (1 Tim. 6:16). Wie zou in ook maar een van deze gevallen aan een beperking in de tijd durven denken?
* Het ‘eeuwige’ in klaar contrast tot het ’tijdelijke’
Nergens wordt deze typisch nieuwtestamentische betekenis van aioonios duidelijker tot uitdrukking gebracht dan in 2 Kor.4:18, waar het ‘eeuwige’ in klaar contrast wordt gesteld tot het ’tijdelijke’. Duidelijk is ook Fil.:15, waar aioonion ‘voor altijd’ betekent; het is trouwens de enige plaats waar het woord zonder zelfstandig naamwoord voorkomt.
Ook hier moeten we concluderen dat niemand het recht heeft om in de plaatsen die over de eeuwige hellestraf spreken, aan het woord aioonios ineens de idee van een beperkte tijdsduur te verbinden. Kijken we bijv. naar Mat.25:46; daar is de ‘eeuwige straf’ parallel met het ‘eeuwige leven’; als dit laatste eindeloos is, dan ook het eerste. In Jud.:6 lezen we van engelen die tot het oordeel van de grote dag met ‘eeuwige boeien’ bewaard worden.
* Eeuwig – tot in alle eeuwigheid
Hier betekent ‘eeuwig’ niet: ‘durend tot aan de grote dag’, maar het geeft aan dat óp die grote dag het definitieve oordeel over deze engelen wordt uitgesproken en dat zij ook ná die grote dag in de duisternis van het eeuwige vuur zullen verblijven. Normale, gezonde, onbevooroordeelde uitleg van Gods Woord kan onder de ‘eeuwige straf’. het ‘eeuwige vuur’ en het ‘eeuwig verderf’ niets anders verstaan dan een hellestraf die altijd voortduurt, ’tot in alle eeuwigheid’ (Op.14:11; 20:10).
Als ’toegift’ bij dit gedeelte wijzen we nog op Kl.3:31, dat in dit verband wel eens aangehaald wordt: ‘niet voor eeuwig verstoot de Heere’. Welnu, redeneert men, als ‘eeuwig’ dan inderdaad eindeloos moet betekenen, dan hebben we hier toch duidelijk getuigenis dat de Here niet ‘voor eeuwig’ zal verstoten. Dat is waar, maar over wie gaat het hier? Over elk denkbaar mens die ooit geleefd zal hebben? :Nee, de wenende profeet vertolkt hier de gevoelens van het getrouwe overblijfseld van Israël, een overblijfsel ‘; naar de verkiezing van de genade’ (vgl. 5:20-22 en bijv. Jes.54:6-8).
Daarbij valt te bedenken dat het hier niet om eeuwig oordeel geet, maar om de oordelen die God in zijn regeringswegen op aarde voor een tijd over zijn volk brengt. Zulke oordelen zijn niet ‘voor altijd’ maar dienen tot loutering en inkeer.
Vernietiging
Kijken we nu naar de plaatsen waar over het (eeuwig) verderf gesproken wordt. We moeten daar aandacht aan schenken omdat sommige uitleggers zoals gezegd dit woord willen opvatten in de zin van ‘vernietiging’. Zij leren dat de ongelovigen (alsook de duivel en zijn engelen) na het oordeel voor de grote witte troon ‘verdorven’ worden in de zin van ‘vernietigd’; d.w.z. zij zouden ophouden te bestaan.
Nu moeten we in de eerste plaats al opmerken dat een dergelijke uitleg van de woorden voor ‘verderf’ dan wel in volslagen strijd komt met die plaatsen die spreken van een eeuwige pijniging (Op.14:11; 20:10), van een ‘straf van eeuwig vuur’ (Jud.:7). van een ‘onuitblusbaar vuur’ en een nooit stervende ‘worm’ (Mark. 9:43;48). Ook de uitdrukking ‘eeuwige straf’ kan niet worden opgevat als een voor eeuwige vernietigd worden, een eeuwige (nimmer ophoudende) vergelding?? Het is dat net zo min als ‘ophangen’ beschouwd zou kunnen worden als een vorm van ‘levenslang’.
* Kwelling – vernietiging
Trouwens hoe is een dergelijke vernietiging te rijmen met een met vele of weinige slagen geslagen worden (Luk.12:47 v.), met het feit dat ieder geoordeeld zal worden ‘naar zijn werken’ (bijv. Op.20:12 v.) en dat het de een ‘draaglijker’ in het oordeel zal zijn dan de ander (bijv. Mat.10:15)? Dergelijke Schriftplaatsen wijzen op kwellingen waaraan de ongelovige wordt blootgesteld, wat heel iets anders is dan vernietiging. Dit geldt ook voor plaatsen die spreken over ‘pijniging’, onuitblusbaar vuur’, ‘geween en tandengeknars’ (Mat.8:12), ‘verdrukking en benauwdheid’ (Rom.2:9).
* Verderf – vernietiging
Men zou onder dit argument kunnen proberen uit te komen door te stellen dat de ongelovigen eerst een tijdlang gepijnigd en pas daarna vernietigd worden; de ‘vele’ of ‘weinige slagen’ zouden zelfs op een bepaalde beperkte toegemeten straf kunnen wijzen. Maar dat kan men niet meer volhouden dat ‘verderf’ ‘vernietiging’ zou betekenen, omdat immers de hel zelf kennelijk dit ‘verderf’ is (vgl. Mat.10:28; 2Th.1:9).
Ook zou men dan onafhankelijke aanwijzingen in de Schrift moeten vinden die erop zouden wijzen dat de hellestraf in de tijd beperkt is. (Dat geldt ook voor degenen die menen dat de ongelovigen na een beperkte hellestraf alsnog het heil ontvangen). We vinden echter het omgekeerde, nl. vele plaatsen die op de eindeloosheid van de hellestraf wijzen; de ‘vele’ en ‘weinige slagen’ moeten dus als beeldspraak worden opgevat voor de zwaarte van de toegemeten eeuwige hellestraf.
In deel 4 wordt het Griekse woord voor ‘verderf’ nader bekeken.
Dit artikel is, met toestemming, overgenomen, van de website van J.G. Fijnvandraat sr.: www.jaapfijnvandraat.nl .
“Via zijn website publiceerde de auteur gedurende de laatste jaren van zijn leven regelmatig artikelen en bijbelstudies. In de loop van de tijd schreef hij vele publicaties, artikelen, brochures en boeken. Deze site bevat een deel hiervan en daarnaast ook unieke publicaties die niet eerder op papier zijn uitgegeven. Op 31 maart 2012 is J.G. Fijnvandraat door de Heer Thuisgehaald.”